In de week van 13 tot 18 oktober 1919 waren er 18 arbeiders aan het werk te Zandvoorde. Ze werkten 48 uren, verdienden 1,25 fr. per uur en stonden onder toezicht van Camille Pattyn. Hij verbleef op dat moment nog in Roubaix, dep. Nord 59 en kwam zich in Zandvoorde vestigen op 26/10/1919.
Slechts vijf van de 18 arbeiders woonden toen op de gemeente: Camille Verbeke, Henri Verbeke, Camille Verbeke (zoon van Jules), Jules en Maurice Dehem. De anderen kwamen uit Wervik, Comines, Roubaix, Tourcoing en Steenvoorde. In de week van 17 tot 22 november had Camille Pattyn al toezicht over 28 arbeiders. Parochiaan Marcel Braem was er ook bijgekomen. In de week van 8 tot 13 december 1919 werkten er maar liefst 35 arbeiders. Ook de Zandvoordenaars Emile Clais en Henri Durnez behoorden nu tot de uitgebreide ploeg. Voor het vervoer van puin kreeg Ivon Vandaele, vanaf 23/02/1920, de som van 35 fr. daags.
Op 03/05/1920 werd ook Henri Durnez toezichter. Het uurloon was 1,50 fr. en 14 dagen later werd 1,75 fr. uitbetaald. Op 14/06/1920 begon de heraanleg van de Water- en de Houtemstraat. Aan de Waterstraat werkten, tussen 14 en 25 juni, in groep één 15 arbeiders aan 8.272 m². Ze kregen hiervoor een vergoeding van 60 centiemen per m². Dit kwam ongeveer neer op een uurloon van 3,78 fr. wat meer dan een verdubbeling was ten opzichte van 17 mei. Aan de Houtemstraat waren er in dezelfde periode in groep twee 11 arbeiders aan het werk.
- Groep 1 (15 arbeiders): Lenoir Louis, Pattyn Camille, Pattyn Jules, Hoornaert Henri, Lecluse Jules, Becquaert Constant, Vandoolaeghe Emile, Leroy Romain, Gryson Henri, Leroy Constant, Desmadril Léon, Ravau Cyrille, Ravau Jules, Ravau Henri
- Groep 2 (11 arbeiders): Clais Emile, Durnez Henri, Carrein Jules, Leroy Albert, Knockaert Jules, Braem Marcel, Everaert Marcel, Desmarets Adolphe, Timperman Désiré, Pannecouque Henri, Lepercq Jérome
Tussen 26 juni en 9 juli werd de Houtemstraat verder voor 6.416 m² afgewerkt en begon men aan de Basseville voor 7.992 m². Tussen 10 en 23 juli werd de Bassevillestraat afgewerkt.
Naast de groepen één en twee werd er nog een derde groep aan toegevoegd aan de straat naar het Papotje (2.984 m²). Deze bestond uit volgende zes arbeiders: Timperman Emile, Timperman Henri, Timperman Aloïs, Timperman Léon, Borteel Aloïs en Borteel Jules.
Voor het vervoer van puin zorgden Emile Dehem en de kinders van wed. Désiré Horrent. Ze kregen hiervoor elk 35 fr. daags.
Tegen eind september 1920 waren de meeste grote gemeentewerken voltooid en het aantal arbeiders nam sterk af. De meest voorkomende namen waren dan nog: Constant Becquart, Henri Pannecouque, Henri Cardoen, Emile Dehem, Camille Cardoen, August Bouten en Emery Grymonprez. Zij zorgden voor het uitgraven van grachten en beken en de heraanleg van voetwegels.
Tot 01/03/1924 betaalde de ontvanger arbeiders voor kleinere uitgevoerde werken. Er bleef toen in de gemeentekas, voor die post, nog een batig saldo over van 3.803,04 fr.