De Franse Keizer Napoleon I benoemde tijdens zijn bewind in onze gewesten de bisschoppen zelf, hiermee ingaand tegen alle katholieke wetten en gewoonten. Bisschop de Broglie van Gent (toen was West- en Oost-Vlaanderen één bisdom) verzette zich tegen deze keizerlijke bemoeienis maar hij werd door Napoleon gevangen gezet. In zijn plaats werd de la Brue, een kanunnik van Dyon, door de keizer tot bisschop benoemd in april 1813. De Vlaamse priesters en seminaristen erkenden de ‘indringer’ niet. Het seminarie te Gent werd gesloten en de seminaristen (75 man) werden als dienstplichtigen beschouwd en naar het fort van Wezel aan de Rijn gestuurd. 49 seminaristen, waarvan 29 West-Vlamingen, zijn tijdens de 10 maand durende verbanning overleden, zoals Passendalenaar Philip Pecceu. Dit gebeurde niet door het oorlogsgeweld maar door ziekte (rode loop, tyfus), ontbering en pesterijen van hun bewakers (zie ook “Passendaals seminarist overleeft de godsdienstvervolging van Napoleon niet”).
Het toeval wil dat twee overlevenden van Wezel aan de Rijn in de eerste helft van de 19e eeuw een belangrijke rol speelden in het geestelijke welzijn van de parochies Beselare en Zandvoorde. Het zijn Charles Van Eecke en Henri Laumosnier.
Charles Eugène Joseph Van Eecke werd geboren te Komen op 18 augustus 1792 als zoon van Francis Van Eecke en Celestina Dela Grange, huidevetters van beroep. In 1813 en 1814 werd hij als seminarist opgesloten in het fort van Wezel aan de Rijn. Van 1815 tot 1818 was hij leraar aan het Klein Seminarie te Roeselare. Na opdrachten als priester te Doornik, als subregent in het Koninklijk Atheneum te Gent en als onderpastoor te Wervik werd hij pastoor benoemd te Voormezele in 1830. Drie jaar later, op 21 september 1833, werd hij pastoor te Beselare als opvolger van Benedictus Schottey die pastoor werd te Waregem. Hij leidde zijn kudde gedurende negen jaar te Beselare. Toen werd hij benoemd als pastoor te Moeskroen (27 oktober 1842). Hier nam hij ontslag na 31 jaar apostolaat op 25 september 1873 en hij was nog enkele jaren aalmoezenier in het hospitaal te Izegem. Hij overleed er op 6 april 1878 en op algemeen verzoek van zijn oud-parochianen werd deze “heilige priester”, zoals ze hem noemden, te Moeskroen begraven.
Hendrik Francis Jozef Laumosnier werd op 27 oktober 1842 de opvolger van pastoor Van Eecke te Beselare. Hij werd geboren te Geluwe op 20 januari 1794 en was de zoon van Pieter Frans, schildknaap, heer van Eeckhoutte, Ter Oyen en Hackhouk en Jozefa Theresia Van Elslande, eveneens van adellijke afkomst. Het gezin woonde op de eeuwenoude overbekende hofstede “Ter Stock” te Geluwe. Ook hij werd tijdens zijn seminarieperiode verbannen naar Wezel aan de Rijn in 1813-1814. Hij werd priester gewijd in 1817. Daarna werd hij coadjutor te Heestert (1817), onderpastoor te Dottignies (1817) en pastoor te Zandvoorde (onze deelgemeente) in 1824. Hij bleef er 15 jaar. Na een ommetje naar Spiere van 1840 tot 1842 werd hij pastoor te Beselare. Hij overleed er op 17 december 1864.