Zware criminelen te Zonnebeke in de eerste helft van de 16e eeuw?

In het archief te Rijsel (Archives départementales antérieur à 1790, série B, n° 1681-1684, tome III) ligt een register waarin allerhande “brieven van kwijtschelding” (rappels de ban) staan opgetekend, verleend door de koningen van Spanje aan lieden die een zware veroordeling hadden opgelopen om een of ander misdrijf.

Voor Zonnebeke noteren we opvallend veel dergelijke kwijtscheldingen in de eerste helft van de 16e eeuw:

1. Door Karel V:

1528: aan Roger Brickelin van Zonnebeke
1529: aan Lieven de Blonde van Zonnebeke
1534: aan Roger Braem van Zonnebeke
1543: aan Lieven Traetsaert van Zonnebeke
1547: aan Lieven Despauters van Zonnebeke
1551: aan Daniël Dingelsche van Zonnebeke

2. Door Philips II:

1561: aan Corneel Neut van Zonnebeke
1563: aan Hans de Cock van Zonnebeke

Het grote aantal zware misdrijven waarvoor een genadeverzoek werd ingediend – daarnaast zijn er ongetwijfeld nog andere – in relatie tot het gering aantal inwoners te Zonnebeke* laat de heel wat ruwere zeden van onze voorouders in die tijd, veronderstellen. Ook het gebruik van wapens om ruzies te beslechten was in die dagen een courante zaak. Dit mag blijken uit de verdere studie van die “rappels de ban”, die normaal een relaas bevatten van de gebeurde feiten. Voor de Zonnebeekse gevallen is alleen het genadeverzoek van Hans de Cock (het laatste van de rij) omstandig beschreven.

Een reconstructie:

Op woensdagavond 5 maart 1561 overleed te Zonnebeke Pieter Donche, zoon van Maarten, ten gevolge van een diepe dolksteek in de linkerzijde. Deze was hem toegebracht door jonker Hans de Cock, zoon van Jan, eveneens uit Zonnebeke, als het noodlottige einde van een ruzie. De feiten speelden zich af op de weg van Ieper naar Zonnebeke omstreeks 09.00u ’s avonds na een avondje uit van een zevental vrienden. Het waren Joos Witvoet, Joos de Meulenaere, Hans de Meuninck, Loy (Lodewijk) Wouterloot, Hans de Dobbelaere, een zekere Jacob van der Hulst, wonende bij Mael Moenins (en bijgevolg vermoedelijk diens inwonende knecht) en de overledene zelf. Ze waren alle tussen 17 en 24 jaar oud. Loy Outerloot getuigde dat er even voor de doodslag een twist gerezen was tussen Pieter Donche en Hans de Cock. Hij wist niet waarover het ging want hij liep een eindje achterop. Wel hoorde hij even voordien het geluid van tegen elkaar kletterende messen. Joos de Meulenaere vertelde dat Hans de Cock (door de vele drank) in de gracht was gevallen. Hij heeft de Cock uit de gracht gehaald terwijl Pieter Donche de drinkebroer stond uit te lachen. Hierop ontstond een discussie en als er ook nog lelijke woorden vielen over de moeder van Pieter Donche trok deze zijn dolk en gaf de Cock een slag op de arm. Ook Hans de Cock trok nu zijn dolk en ze begonnen naar elkaar te steken en te hakken met de fatale steek in de linkerzijde als gevolg.

Hans de Cock werd jonker genoemd en hij was de zoon van ‘meester’ Jan. Dit laat vermoeden dat we te doen hadden met iemand van de gegoede burgerij. Trouwens Jan was kerkmeester in de abdijkerk te Zonnebeke. Door zijn vooraanstaande familie geholpen, om de schande uit te wissen, heeft Hans de Cock in 1563, twee jaar na zijn zware veroordeling tot verbanning, deze brief van kwijtschelding geschreven naar de koning van Spanje en de Nederlanden. Het genadeverzoek werd ingewilligd omdat hij spijt had betuigd over zijn daad. De doodslag was ook niet met voorbedachten rade gebeurd en was eerder een onvoorzichtigheid in een gevecht dat bovendien door de tegenpartij zelf begonnen was. Vermoedelijk was ook iedereen in het groepje na het bezoek aan een Ieperse herberg niet meer al te best in staat om zijn daden onder controle te houden. De “rappel de ban” vermeldt ook dat de familieleden van Pieter Donche reeds vrede gesloten hadden met de dader, wat betekent dat ook zij de doodslag als de fatale afloop van een zinloos gevecht aanzagen, eerder dan een aanslag.

*Er is een lijst bewaard gebleven, daterend van april 1568, waarop alle namen staan van de gezinshoofden van de Kasselrij Ieper en hun religieuze gezindheid. Voor Zonnebeke blijkt dat er in die tijd slechts 197 gezinshoofden waren. Verondersteld mag worden dat dit overeenstemt met ongeveer 1.000 inwoners.

Bronnen:

  • Donche, P.A., Geschiedenis en genealogie van de familie Donche 1365-2004, vol. II, Antwerpen, 2004, p. 650-655.
  • Pil, V., Zonnebeke, heerlijk verleden en zonnig heden, Langemark, 1962, p. 284.
  • Vandamme, L., Peiling naar de religieuze gezindheid op het platteland rond Ieper in 1566, in: Westhoek-genealogisch jaarboek V, 1988, p. 179-211.