De Mosselmarktmolen was zeer waarschijnlijk de oudste en meest bekende molen van Passendale. De eerste schriftelijke sporen van deze molen dateren van rond 1600. Het was een houten standaardmolen om graan te malen en tevens gedurende het langste deel van zijn bestaan ook ‘stampkot’ of oliewindmolen. De molen stond uitstekend ingeplant op de hoogte van de Mosselmarkt, komende van ’s Graventafel, ongeveer 100 m rechts voor het kruispunt van de ’s Graventafelstraat en de Mosselmarktstraat – Haringstraat. Deze plaats, nu juist vóór de eigendom van Julien De Coster-Cappelle, is thans landbouwland. In het land, op ongeveer 30 m van de baan is de waterput (steenput) van de molen nog altijd intact gebleven.
Reeds van in de 17e eeuw was de molen eigendom en meestal zelf bezeild door de molenaarsfamilie Decapmaker. Op nog twee Passendaalse molens waren afstammelingen van deze welstellende molenaarsfamilie actief . In de eerste helft van de 19e eeuw was de molen eigendom van Petrus Verduyn en later van zijn kinderen, maar in 1852 kwam hij door aankoop opnieuw in handen van de familie Decapmaeker, namelijk de olieslager Charles-Louis, gehuwd met Rosalie Viaene. Op 2 februari 1901 werd Emiel Decapmaker (° Passendale 1853), oudste zoon van Charles-Louis, de nieuwe eigenaar door ‘uitkering’ van zijn broer Theophile en zuster Silvie. In de loop van zijn bestaan werd de molen ooit volledig opnieuw herbouwd. De reden hiervoor of het tijdstip waarop is in de nevelen van de geschiedenis verzonken.
Zoals alle molens in de streek heeft de Mosselmarktmolen de Eerste Wereldoorlog niet overleefd. Hij ging voor altijd tegen de vlakte in december 1914. Behalve een onduidelijke luchtfoto van 1917 in het Legermuseum, waarop alleen een vage vlek van opgehoopt puin kan onderscheiden worden, is geen enkele afbeelding van de Mosselmarktmolen bewaard gebleven.
Na de oorlog heeft Emiel zijn molen niet meer heropgebouwd. Wel heeft hij aan de overkant van de ’s Graventafelstraat een maalderij, woonhuis en bijgebouwen opgetrokken tegen de straat op het stuk land van 6 à 7 ha waarvan hij ook eigenaar was. Na het overlijden van Emiel ging de eigendom over naar Héléna Decapmaker (° Passendale 1888), gehuwd met Cyriel Verbeke (° Moorslede 1899). Zij boerden op de landbouwgrond en verhuurden de maalderij aan de jonggehuwden Kamiel Obin en Lucia Deburghgraeve vanaf 1922. Na hen kwamen Maurice Claeys en Maria Decroix in 1934 de maalderij uitbaten. Hier zag Polydoor Claeys, erebestuurslid van de Zonnebeekse Heemvrienden, als ‘kakkernest’ het levenslicht in 1942. In 1954, na het overlijden van Héléna Decapmaker werd de maalderij aangekocht door Julien De Coster en Paula Cappelle. Julien breidde de zaak uit met een varkenskwekerij en Paula met één van de laatst gekende buurtwinkels.