Toen Karel V van Habsburg, de vorst van onder andere de Zuidelijke Nederlanden, zich in 1519, dankzij gewiekste diplomatie gepaard gaand met veel (steek)penningen boven en onder tafel, door de Duitse keurvorsten tot keizer van het Heilig Roomse Rijk had laten verkiezen, was zijn tegenkandidaat, de Franse koning Frans I, hiermee weinig opgezet. In 1521 kwam het dan ook tot oorlog tussen beide staten. De strijd die op menig front woedde, stelde uiteraard ook weer de Zuidelijke Nederlanden bloot aan verwoestende Franse invallen.
Het Franse leger voerde vooral oorlog aan de zuidgrens van de Zuidelijke Nederlanden (Artesië). Er is geen aanwijzing gevonden om te veronderstellen dat de Franse troepen ook in onze onmiddellijke omgeving kwamen. De Veurnse kroniekschrijver Pauwel Heinderycx schreef immers op het einde van de oorlog in 1526: “Men had voordien altijdts gevreest dat de Franschen in West-Vlaenderen souden gevallen hebben, om te rooven ende te plunderen. Toch mochten onze mannen opdraven in de strijd.”
In deze historische context moeten vermoedelijk twee rollen van betaelinghe van lyeden van oorlooghe uit de kasselrij Ieper, bewaard in het rijksarchief, gesitueerd worden. Deze rollen zijn eigenlijk twee langwerpige registers van respectievelijk zes en vier folio’s. Daarin staan de namen van de rekruten aan wie een vergoeding van 50 schellingen werd uitbetaald. Het gaat om personen in de diverse parochies en heerlijkheden binnen de kasselrij. Het eerste register is niet gedateerd, maar er wordt in verwezen naar het tweede dat wel gedateerd is: de betalingen gebeurden namelijk op 28 en 29 april 1524 en ook nog op 1 en 3 mei 1524 door Colaert van Rooden en Charles van Rooden (twee broers?).
Of de lijsten vrijwilligers dan wel soldaten in gedwongen dienst bevat, is niet op te maken uit het document. Het zegt ook niet of het aantal rekruten per parochie of heerlijkheid vooraf werd vastgelegd en via welke criteria. Een vergelijking met de haardentelling van 1469 brengt geen constante verhoudingsfactor aan het licht tussen het aantal inwoners toen en het aantal rekruten nu, hoewel wijzigingen in de relatieve bevolkingsdichtheid over de voorbije 55 jaar hierin kunnen parten spelen.
De eerste lijst geeft voor onze dorpen volgende namen (een kluif voor genealogen!):
Beselaere
Malin Stoorm
Bertram Van Beselare
Jan Gheldhof
France Bottelgier
Michiel De Snick
Luux De Capmakere
Symoen Hazaert
Joos Robbe
Pieter Van Helberghe
Jan De Hond
Passchendale
Hans Wouterloot
Joos Nieuwelaet
Cornelis De Coninc
Hannekin De Wale
Hans Langhedul
Meeux Van Ypre
Legier Everaert
Marin Minne
Ghilde Van Hulle
Zunnebeke
Jan De Blont
Jan De Veltere
Jan Van Crubeke
Jan Van Dadysele
Mael Van Elste
Cornelis Blomme
Gillis De Muelenae(re)
Ghelevelt
Cornelis Vand(er) Haghe
Jan De Stuve
Zantvoorde
Loy Heke
Karle Braem
In de tweede lijst vinden we volgende rekruten:
Beselaere
Loys Vander Woestene
Willem Vander Haghe
Willekin Roose
Martin Vand(en) Doolaeghe
Nysin Van Helstlande
Pieter De Vacht
Martin Vanden Leene
Gillis Vanheede
Passchendale
Christiaen Bollaert
Willem De Grave
Zunnebeke
Victoor Yweins
Roege Brickelin
Mentin Glorie
Jacob De Wees
Ghelvelt
Pieter de Puut van Ypre
Pieter Oosterlinc van Ghend
Het einde van de oorlog had wel belangrijke consequenties voor onze gewesten. In 1526 werd koning Frans I na zijn mislukte belegering van de stad Padua door de keizerlijke legers gevangen genomen. In het daaropvolgende verdrag van Madrid op 14 januari 1526 zag de Franse koning af van zijn leenheerschappij over Vlaanderen, Artesië en Doornik (herbevestigd in 1529). Hiermee was Vlaanderen (ten westen van de Schelde) niet langer een leengebied van Frankrijk. Eigenlijk is het die dag die door de Vlamingen als Vlaams nationale feestdag zou moeten gevierd worden. Sinds die dag pas is Vlaanderen volledig en definitief ‘los’ van Frankrijk.