In het gedeelte van het archief van de parochie Zonnebeke, bewaard in het Bisschoppelijk archief te Brugge, zitten diverse lijsten van burgerwachten, opgericht eind 18e eeuw.
Deze burgerwachten werden samengesteld, gehoor gevend aan de edicten van de overheid betreffende de mortaliteit van het hoornvee, om de verspreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan. De latere burgerwachten staan in verband met de in Frankrijk uitgebroken revolutie.
Voor de periode 1789-1790 bestaat nog zowel het bevel van de baljuw en de schepenen van de Zaal en Kasselrij Ieper, uitgevaardigd na hun vergadering van 21 november 1789, als de richtlijnen voor de eigenlijke samenstelling zelf van de burgerwacht, die moest samengesteld worden volgens de ordonnantie van de Staten van West-Vlaanderen van 12 juni 1790.
In het bevel van baljuw Lansweert wordt gevraagd dat er: “…goede en stercke wagten gehouden worden om de gemeynten te beveyligen iegens alderhande moedwilligheden, plunderingen ende wanorders, gecomposeert van bekwaeme, kloeke ende deugdsaeme persoonen… en men verwacht …met alle betrouwen dat elken ingesetene synen yver sal betoonen, omme met alle waeksaemheyd sig te kwyten van syn devoir…. In cas iets besonders op uwe Prochie kwaeme vooren te vallen, sult ons instantelyk danof informeren…”.
Uit de richtlijnen opgesteld door de ‘regierders’ van de parochie Zonnebeke weten we precies welke opdracht de wachten meekregen. Zij moeten “…arresteren alle vremde, onbekende ofte suspecte personen, doorlopende het platte land omme daer door te voorkomen alle gevaerlicke gevolgen als plunderyngen, brandstigtingen ende andere wanorders. Daartoe moeten zij …alderneirstigste doen ende houden nauwkeurige dag ende nagt patrouille langst de groote en publique baenen binnen deze prochie van Zonnebeke”.
De patrouille moest geloofwaardig overkomen. Bijgevolg werd geëist dat elke man voorzien was van een bequam geweer alsook van buskruydt en loot. De korporaal die telkens vier mannen aanvoerde, moest een wachtboekje bij zich hebben, die de volgende dag aan de korporaal van de volgende wacht moest doorgegeven worden. Een wacht liep van zonsondergang tot de volgende zonsondergang.
Op de dag van de wacht moest de korporaal en zijn vier mannen reeds vóór de middag samenkomen in het wethuis, toen gevestigd in de herberg “Het Schaek”, gelegen vlak vóór de kerk en bewoond door Jacobus Vandenbulcke. Gepeperde boeten waren voorzien voor wie zou proberen er van onder te muizen. Ook wanneer de patrouille niet voltallig was, kreeg de korporaal zes ponden parisis boete (wat overeenkwam met een weekloon van een landarbeider), elk ander lid van de patrouille drie ponden parisis. Ook wie durfde sjoemelen met het wachtboekje mocht zich aan een identieke boete verwachten.
Er werden 72 wachtploegen samengesteld door griffier Jacobus-Gerardus Bouten. Het parochiebestuur moest het goede voorbeeld geven. Daarom defileren in de eerste ploegen als korporaals één voor één de verschillende bestuurders zoals baljuw Joannes De Stoop en de ‘regierders’ Joannes De Smet, Joannes Van Heule, Michiel Dezeure, Baptiste Van Lauwe, Jacobus Vanheule, Gerardus Desmet, Joannes Vermeulen, Ignatius Hoflack en greffier Jacobus-Gerardus Bouten.
De wachten zelf worden opgenoemd zonder commentaar. Sporadisch wordt een beroep of de situering van een woonplaats vermeld. Een enkele keer wordt de naam van een herberg vermeld namelijk “In de Pauvre Leute” naast de naam van (uitbater) Gryzon. Niettemin is het document, met 360 namen van Zonnebeekse mannen in 1789-1790, van ontzettend belang voor (amateur-)genealogen.
Bron: Donche, P., De burgerwacht te Zonnebeke in 1790. Westhoek-info, jg. 10, 1994, nr. 3.