De evolutie van de handbogen:
Tot in de jaren ’70 veranderde er niet zo veel en schoot men meestal met een longbow die uit één stuk gemaakt is. Dit is de meest klassieke boog, die we kennen uit de Robin Hood verhalen. Het materiaal evolueerde wel wat door optimalisatie van de gebruikte houtsoorten en kunststoffen, maar de vorm bleef min of meer dezelfde. De schutters konden dat type boog gemakkelijk aan de horizontale buis van hun fiets bevestigen om naar de schieting te rijden. Dan kwam de recurve die bestaat uit een vast middenstuk waar de schutter onder- en bovenaan werplatten bevestigt. Daardoor heet een recurve ook een lattenboog. U ziet op de afbeelding dat die werplatten op het uiteinde licht gekruld staan in de schietrichting, waardoor de schutter die moet ombuigen (recurve) om de pees op te spannen. Bij dit type boog evolueerde het gebruikte materiaal enorm en vandaag is een recurve een hoogtechnologisch product dat de schutter kan voorzien van een vizier en stabilisatoren. Het is de recurve die we terugvinden bij de olympische spelen en soms bij schuttersgilden die op doel of op liggende wip schieten.
In Vlaanderen is de recurve als veel gebruikte boog ondertussen verdrongen door de compound of katrolboog. Dit ziet er een zeer ingewikkeld toestel uit dat nog weinig gelijkenissen vertoont met de longbow uit de jaren ’70, maar het is een ingenieus stukje mechaniek. Door een katrolsysteem wordt de kracht die de schutter bij een opgespannen boog uitoefent vermenigvuldigt met een factor 1,5 tot zelfs 2,0. Bovendien vermindert de benodigde trekkracht wanneer de boog tot iets over de helft opengetrokken is, zodat de schutter in een veel meer ontspannen positie kan richten. Bij een recurve moet de schutter zijn kracht blijven opbouwen, om bij een maximale volgehouden inspanning te richten. De kracht waarmee de pijl dan afgeschoten wordt is gelijk aan de trekkracht op de pees, terwijl bij een compound het katrolsysteem die kracht vergroot. Aanvankelijk werden de eerste katrolbogen bij de gebroeders D’Hondt uit Kuurne gemaakt, maar nu hebben Amerikaanse en Koreaanse fabrikanten die markt bijna volledig ingepalmd.
Bij de Beselaarse Sint-Sebastiaansgilde zag ik alle schutters met een compound aan het werk en onderstaande foto laat meteen het grote voordeel van dit type boog zien.
Omdat bij een compoundboog minder kracht nodig is, werd het boogschieten toegankelijk voor bijna iedereen, kinderen zelfs vanaf 7 à 8 jaar. Vandaar dat bij de Beselaarse schuttersgilde de dames en kinderen goed vertegenwoordigd zijn. Hiernaast ziet u trouwens een van die jongeren die net de pees gelost heeft en nog in volle concentratie staat. De afgeplatte punt van de vertrekkende pijl is bovenaan in beeld nog net te zien. Dan is er natuurlijk ook de helpende hand (vader?) die de jonge schutter bijstaat.
Noord-Franse schuttersgilden houden nog altijd vast aan hun traditionele boogtypes en daar is de katrolboog niet toegelaten. Enerzijds kan ik dit wel begrijpen, maar anderzijds laten die moderne bogen een veel ruimer publiek tot het boogschieten toe, wat toch de doorslag geeft.
Ook de pijlen evolueerden. Waar die vroeger van aluminium waren, gebruikt men nu doorgaans het sterkere carbon voor het wipschieten.
Een laatste leuk weetje over een katrolboog is dat de schutter na het schieten de boog door zijn bijzondere constructie niet meer moet ontspannen. Zo haalt de moderne techniek het oeroude spreekwoord ‘De boog kan niet altijd gespannen zijn’ onderuit!
Het volledig artikel over de Sint-Sebastiaansgilde te Beselare verscheen in Het Zonneheem nummer drie van jaargang 2018, het tijdschrift van De Zonnebeekse Heemvrienden.