Op zaterdag 1 maart 1890 rond 9 uur klopte schoenmaker, barbier en herbergier (van ‘Au Bienvenu’), August Vanhalewyn, aan bij de 55-jarige dorpspastoor E.H. Amatus Decuypere te Geluveld. Hij signaleerde aan de pastoor dat een jonge brutale gek in de kerk bezig was een ravage aan te richten.
De pastoor, een boom van een vent en helemaal niet voor een kleintje vervaard, trok zijn stoute schoenen aan en haastte zich naar de kerk. Daar zag hij inderdaad een goed uit de kluiten gewassen jonge gast, hooguit 30 jaar, in razernij tekeer gaan in zijn kerk. De vloer van het koor lag al bezaaid met brokstukken van kerkmeubelen. Bij de kerkingang stonden vijf mannen, wel nieuwsgierig maar niet moedig, het spektakel gade te slaan. Net toen de pastoor binnenkwam liet de razende man het Heilig Hartbeeld door zijn handen glippen. Het hoofd brak af. Vervolgens stormde hij op de pastoor af, doodsbedreigingen uitend. Er ontstond een gevecht in regel, met wisselende kansen. Plots rukte de bezetene zich los, ging een paar stappen achteruit en stortte zich met vol geweld opnieuw op de pastoor. De pastoor kon hem enigszins afhouden. Uiteindelijk sukkelden de twee al vechtend naar de kerkdeur. De paniekerige ‘toeschouwers’ liepen naar buiten maar door schrik of onhandigheid gooiden ze de deur achter zich dicht. De pastoor zat nu gevangen met die gek in de kerk. Die liep naar het altaar terug om daar zijn vernielingswerk verder te zetten. E.H. Decuypere, gesterkt door de adrenaline, volgde hem van kortbij. Het gevecht herbegon in alle hevigheid aan de communiebank. De aanvallen van de bezetene volgden elkaar in snel tempo en in volle hevigheid op. Eindelijk kwamen enkele onvervaarde jongeren die door de toeschouwers ter hulp werden geroepen, de pastoor een handje toesteken. Zo kon de gek uit de kerk worden geduwd. Hij viel daarbij over een plavei en kon zo worden overmeesterd. Geboeid werd hij het gemeentehuis binnengeleid. De politie werd er bij geroepen en hij werd in verzekerde bewaring genomen. Iedereen was opgelucht maar men huiverde bij de gedachte dat de gek had kunnen binnenstormen in de meisjesschool in de onmiddellijke nabijheid van de kerk. Welk onheil of leed had hij daar niet kunnen veroorzaken?
Het nieuws deed de ronde. Alle parochianen waren vol lof voor de onversaagdheid van hun kwieke pastoor. Desondanks is de zieleherder het jaar erop, op woensdag 6 mei 1891, pas 56 jaar geworden, overleden te Geluveld ‘na eene langdurige en smertvolle ziekte’ zoals op zijn rouwprentje stond. Voor zijn aanstelling als pastoor te Geluveld was hij leraar aan de Normaalschool te Torhout, onderpastoor op Sint-Rochus te Kortijk, te Oostrozebeke en op Sint-Pieters te Ieper. Te Geluveld werd hij geconfronteerd met de pijnlijke schoolstrijd die woedde tussen 1878 en 1884 tussen de liberalen en de katholieken. Hij had het niet onder de markt met de liberale burgemeester Jules de Laveleye. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1884, werden de liberalen overal electoraal afgestraft voor de hevige schoolstrijd die ze hadden ontketend. In Geluveld echter (alsook in Menen en Waasten voor wat onze regio betreft) behielden de liberalen de meerderheid. Slechts in 1890 werd te Geluveld de schoolvrede hersteld. Dit had de afschaffing van de pas 10 jaar eerder opgerichte katholieke jongensschool tot gevolg.
Op 20 mei 1891 kreeg Geluveld met de figuur van Kortrijkzaan E.H. Léopold-Joseph Raepsaet een nieuwe pastoor. Voorheen was hij gedurende twee en een half jaar pastoor van de wijkkerk Sint-Jozef te Hooglede. Hij kwam gelukkig naar Geluveld in een politiek veel rustiger klimaat. Hijzelf was ook wel een zeer gematigde figuur.