In de middeleeuwen was een gilde een belangenvereniging van personen met eenzelfde beroep. Binnen de organisatie werd kennis en ervaring uitgewisseld. Daarnaast behartigde men ook de belangen van de gildeleden. Op veel plaatsen bezorgde de gilde haar leden een soort van alleenrecht op het uitoefenen van het vak. Dit leidde tot kwaliteitsvolle productie, maar anderzijds tot de vorming van gesloten beschermde groepen in de samenleving. Op termijn betekende het conservatisme van de gilden haar doodsteek. Toen eind de 18e eeuw de Industriële Revolutie de werkprocessen grondig door elkaar schudde, werden de gildeleden die vasthielden aan hun eeuwenoude werkwijzen uit de markt geconcurreerd. De gilden waren gedoemd om te verdwijnen.
In 1795 met de inval van de Fransen werden daarenboven de ideeën van de Franse Revolutie ook in Vlaanderen van kracht. De Fransen wilden komaf maken met de bevoorrechte groep burgers binnen de gilde en de concurrentie de vrije hand geven. De gilden verloren hun economische functie en evolueerden naar gezelligheidsverenigingen met ook een sociale dimensie: weduwen en wezen van gildebroeders werden financieel ondersteund. Ook het religieuze aspect, de verering van de patroonheilige, kreeg nu meer aandacht. De gilden waren gewoon verenigingen geworden. Ook een toneelvereniging noemde zich nu gilde.
De katholieke kerk ijverde sterk voor de terugkeer naar de middeleeuwse gilden in hun oorspronkelijke betekenis. Ze wilde de arbeiders weg houden uit de fabrieken en binnen het beschermende gildenwezen een gedegen opleiding geven om zo te komen tot een eigen atelier. De kerk beschouwde dit arbeidssysteem als positief en kon zo de werkman beter onder controle houden dan in de grote fabriekshallen. Maar… de opkomst van het socialisme besliste er anders over. Het ontstaan van eigen beroepsorganisaties voor de werknemers, de vakbonden, had de oprichting van werkgeversorganisaties nieuwe stijl tot gevolg.
De oprichting van de Boerengilde te Passendale in 1905 is zowat de eerste professionele belangenvereniging in het dorp. De Boerenbond nationaal werd gesticht in 1890 te Leuven en vanaf 1891 trok men ‘de boer op’ om lokale gilden op starten. Eind 1904 waren nationaal al 450 gilden gestart, waarvan 34 in West-Vlaanderen. Nationaal waren toen ongeveer 33.000 boerengezinnen lid van de Boerenbond. Het was de bedoeling om met de nieuwe belangenvereniging te Passendale de maatschappelijke, sociale en verstandelijke toestand in de landbouw te verbeteren, de godsdienstige en zedelijke opvoeding te bevorderen en zo de gestructureerde armoede in te dijken. De leuze was: “Ieder voor allen – allen voor ieder”. De stichters van de Boerengilde te Passendale waren niet van de minste. Oordeel zelf:
1. Emiel Vandecandelaere
Hij werd geboren te Passendale op 12 november 1849 en huwde met Stephanie Vandamme uit Wervik. Hij zette de ouderlijke hoeve (’s Graventafelstraat 35) van vader Yvo en moeder Melanie Demoor verder vanaf 1872. Het gezin kreeg 10 kinderen. Op 3 oktober 1904 werd Emiel weduwnaar maar vier jaar later (1 juli 1908) hertrouwde hij met Romanie Sinnesael (°Passendale 27 juli 1858). In 1912 stopte hij de bedrijvigheid en liet de hoeve over aan zijn schoonzoon Arthur Boone (°Wervik 20 september 1881), gehuwd met zijn dochter Estaline (°Passendale 7 februari 1884). Ondertussen was Emiel in 1875 gemeenteraadslid geworden en vanaf 8 december 1889 schepen. Hij werd zelfs dienstdoende burgemeester van 1890 tot 1895. Hij overleed in 1932. Vandaag is de hoeve nog altijd één van de grootste van Passendale en ze wordt uitgebaat door Erik De Graeve-Vandorpe.
2. Pieter Bruggeman
Pieter werd geboren te Passendale op 27 januari 1851 op de hoeve van zijn ouders Joseph Bruggeman-Dubuisson in de Kleine Roeselarestraat 7. Hij was goed ‘geletterd’ maar bleef ongehuwd. Hij runde de hoeve samen met zijn eveneens ongehuwde zuster Louise. Hij engageerde zich volop in het sociale leven te Passendale en was ook lid van de Commissie van de Openbare Onderstand. Hij overleed in 1931. De hoeve wordt thans uitgebaat door Stefaan Keereman-Vandaele.
3. René Cappelle
Hij werd geboren te Roeselare in 1875 als oudste zoon van Pieter en Anna-Thérésia Willaert, landbouwers op hun hoeve in de Nachtegaalstraat 5. René bleef ongehuwd. Hij werd achtereenvolgens lid, schatbewaarder en voorzitter van de kerkfabriek van Passendale (net als zijn vader voorheen). Hij overleed in 1960. Na hem kwam zijn neef, Jerome Develter-Vangheluwe, boeren op de hoeve, vandaag is dit Geert Crevits-Develter.
4. Amand Vanoverberghe
Amand werd geboren te Passendale op 9 juli 1842 als zoon van Felix en Seraphine Van Overberghe. Hij huwde met Leonia Samyn (°Moorslede 1844) en ging boeren op een nu verdwenen hoeve langs de Passendalestraat 162. Het echtpaar bleef kinderloos. Vanaf 1904 ging Amand rentenieren. De familie Hendrik Vanisacker-Vandepitte nam de hoeve over. Hij was en bleef wel actief in de gemeentepolitiek. In 1879 werd hij gemeenteraadslid. Van 1890 tot 1919 werd hij schepen en van 1912 tot 1914 en van 1919 tot de dag van zijn overlijden op 30 mei 1921 was hij dienstdoende burgemeester. Hij was ook (bestuurs)lid van diverse verenigingen te Passendale.
5. Charles Vervisch
Hij werd geboren te Dadizele op 9 april 1857. Hij huwde op 12 april 1893 met Virginie Samyn (°Passendale 15 oktober 1862) en nam zijn intrek op haar ouderlijke hoeve aan de Nieuwe Molenstraat 2, gekend als ‘ferme Samyn’. Het was één van de oudste hoeves te Passendale die gedurende ruim 160 jaar telkens overging van vader op zoon of dochter. Charles en Virginie hadden 10 kinderen. De oudste zoon Jules sneuvelde als 22-jarige soldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog te Boezinge op 16 april 1917. Drie dochters werden kloosterzuster. De hoevegebouwen worden nu bewoond door Gilbert Degezelle-Vandecandelaere.
Bij de oprichting werden ‘Standregels’ opgemaakt. Het lidgeld bedroeg 4 fr. per jaar. Het bestuur kwam bijeen elke eerste zondag van de maand, een half uur voor de hoogmis. Er was eveneens elke maand op diezelfde zondag een ledenvergadering na de hoogmis. Een algemene jaarvergadering werd gehouden op het naamfeest van Sint-Elooi (1 december).
Op 21 oktober 1920 werd de Boerengilde tengevolge van de oorlogsonderbreking heropgericht. Emiel Vandecandelaere werd opnieuw voorzitter en van de oorspronkelijke stichters zijn ook Pieter Bruggeman en René Cappelle opnieuw van de partij als bestuurslid. Nieuwe namen in het bestuur zijn: August Rosselle, Jules Doom, Pieter Dubuisson, Cyriel Wyffels, Constant Nuttens, Alberic Depuydt en Charles Cools. Pastoor E.H. Michel Vervaeke wordt proost.