Bruno Victor Masschelein werd geboren te Zonnebeke op 28 juni 1854 als voorlaatste telg in het negen kinderen tellend gezin van Benoit François Masschelein en Virginie Coleta Bailleul. Het gezin woonde op de Broodseinde, aanvankelijk op de noordoostelijke hoek van het kruispunt. Op de zuidoostelijke hoek van het kruispunt (vandaag Softwash) woonde zijn broer Carolus Ludovicus Masschelein-Mullie. Het was er herberg ‘De Broodseinde’ en tot 1867 brouwerij. Toen verhuisde Carolus met zijn brouwerij naar Ieper. Benoit van zijn kant verhuisde met zijn gezin van de ene kant van Broodseinde naar de andere kant en werd zo naast het beroep van hoefsmid tevens herbergier. Slechts drie kinderen uit het gezin, dochters Lucie en Clementia en de jongste zoon Theofiel zouden huwen, vier bleven er vrijgezel. Een zoontje, Henri Victor, stierf, pas twee dagen oud, op 17 juli 1853 en ook Florimond werd nauwelijks 20 jaar toen hij op 28 september1868 overleed tijdens zijn legerdienst.
Op 18 juli 1887 overleed Benoit op 77-jarige leeftijd en moeder Virginie overleed op 30 december van hetzelfde jaar. In het ouderlijke huis bleven nu nog vier ongehuwde kinderen achter: Servaas (45 jaar), Sylvie (42 jaar), Emiliana (37 jaar) en Bruno (33 jaar). Servaas beboerde het land dat bij de herberg hoorde en baatte er ook een cichoreiast uit. Emilie zorgde voor het huishouden, het vee en de herberg.
Bruno had gestudeerd voor onderwijzer en zijn loopbaan begon in Zonnebeke in de gemeenteschool. In de geboorteakte van Valère Truwant, het zoontje van zijn zuster Lucie te Wervik in 1876, trad hij op als getuige onder de vermelding ‘sous-instituteur communale, domicilié à Zonnebeke’. Hij was dus hulponderwijzer toen Emiel Pil er hoofdonderwijzer was. In 1879 werd Bruno hoofdonderwijzer te Passendale.
Toen immers brak de schoolstrijd uit. De unitair liberale regering vaardigde een wet uit waarbij de gemeentescholen wereldlijk en neutraal moesten blijven en waarbij het de onderwijzer vrij stond al of niet godsdienst te onderwijzen. Het gevolg was dat de kinderen van katholieke ouders (en dat waren er nogal wat) de gemeenteschool verlieten voor de inmiddels door de geestelijkheid opgerichte vrije katholieke jongensschool in de Westrozebekesteenweg. Ook veel leerkrachten volgden die weg. In 1879 werd Bruno Masschelein (die minstens liberale sympathieën had) als hoofdonderwijzer benoemd in de gemeenteschool in de Molenstraat te Passendale die nu de ‘liberale’ school heette. Om hem te helpen aan leerlingen verplichtten liberale eigenaars hun pachters om hun kinderen (jongens EN meisjes) naar de gemeenteschool te sturen, zoniet dreigde verhuizen. Toch bleef het aantal kinderen in de gemeenteschool vrij beperkt. In die jaren waren te Passendale zes lagere scholen: de gemeenteschool, de vrije jongensschool, een school voor Stevenisten-meisjes, een school voor Stevenisten-jongens, de vrije katholieke meisjesschool en een wijkschooltje op Wallemolen. Gelukkig haalden de Katholieken de meerderheid in 1884 en aan de schoolstrijd kwam een einde. De vrije en de gemeenteschool fusioneerden in 1888 en ondertussen hadden ook de Stevenistenscholen opgehouden te bestaan. De gebouwen van de vrije jongensschool werden omgebouwd tot het oudemannenhuis Sint-Jozef. Bruno Masschelein had erg geijverd voor die fusie en bleef erna schoolhoofd en onderwijzer van de hoogste klas in de gemeenteschool. Het werd een bloeiperiode voor de gemeenteschool en in 1905 telde de school 235 leerlingen en vier onderwijzers.
Bruno en zijn zuster Sylvie woonden in het grote schoolhuis. Op zaterdagavond trokken ze naar Broodseinde bij Servaas en Emilie en ze trokken op maandagmorgen weer naar Passendale. Servaas Masschelein overleed in 1910 zodat Emilie nu tijdens de week alleen achterbleef in ‘De Broodseinde’.
Meester Bruno Masschelein was een typische schoolmeester met een bokkenbaardje (dat op en neer ging als hij kwaad was), een streng uitzicht en altijd gehaast. Zijn kledij, zijn gang en zijn manier van doen waren schoolmeesterachtig. Hij droeg steeds een bruine ‘pieteleer’ en elke morgen snoot hij krachtig zijn neus in een grote rode zakdoek met zwarte bollen, pas dan begon hij aan zijn les. Elke middag vergezelde hij de leerlingen tot aan de kerk en dan ging hij een ‘aperitiefje’ drinken met notaris Remi Camerlynck en zijn griffier bij Fietje Pollefeyt.
Hij was een natuurmens met een speciale liefde voor bijen. Hij was zelf imker en hij hield steeds zijn bijenkorven in de gaten in zijn tuin. Als zijn bijen tijdens de les aan het zwermen gingen, stoof hij naar buiten op zoek naar de zwerm. Dat was pas kermis voor de jongens. O wee echter als hij door een spleetje van het witgekalkte venster dat uitgaf op zijn tuin jongens zag kattenkwaad uithalen. Dan stormde hij naar binnen om kwistig strafregels uit te delen, te schrijven na schooltijd, wat dan niet in goede aarde viel bij de ouders.
Bruno Masschelein kweekte zelf zijn konijnen. Zorgen voor een zak gras voor die konijnen na de schooluren was één van zijn voorkeurstraffen. Dit bezorgde hem zelfs de bijnaam van ‘Bruunten Keuneteten’. Toen meikevers overtalrijk waren en een plaag vormden voor de groenten in zijn tuin, gaf hij vijf cent voor wie honderd meikevers kon vangen.
Het gebeurde eens dat een leerling van het W.C. terug kwam in de klas en zei: “Meester er staat Bruunten Keuneteten geschreven in het vertrek”. Kokend van woede (zijn sikkebaard ging op en neer) maar schijnbaar kalm, beval hij alle leerlingen met de griffel zijn bijnaam te schrijven op hun lei. Dan trok hij met zijn leerlingen naar de plaats van het onheil en vergeleek de schrijfwijze op de lei met die op de W.C.-muur. Het bleek dat de verklikker zelf de tekst had aangebracht. Zijn achterwerk zal heel warm aangevoeld hebben.
Op een andere keer had iemand in de klas een piepend windje gelaten toen de meester op het bord aan het schrijven was. Hij vloog naar de vermeende dader maar die gebaarde van krommen haas. Dan maar de proef op de som dacht hij en één voor één moesten de leerlingen over zijn knie gaan liggen. Wat het gehoor niet vermocht verwezenlijkte de neus. Buigen, de bilspieren opspannen en stokslagen waren het gevolg.
Op zekere dag terwijl de meester opnieuw op het bord schreef, vlogen de papierproppen hem rond de oren. Hij deed alsof zijn neus bloedde. ’s Anderendaags herhaalde zich het spelletje. Toen hij klaar was met schrijven draaide hij zich om en riep één na één bij naam de gooiers bij zich. Iedereen stond aan de grond genageld. Pakken straffen werden weer uitgedeeld. De avond voordien had Bruno handig spiegeltjes gemonteerd boven en naast het bord en hij wist zo heel goed wie de daders waren.
De Eerste Wereldoorlog brak uit en op 20 oktober 1914, ‘schuwe dinsdag’, werden Sylvie, Emilie en Bruno Masschelein gedwongen Passendale en Zonnebeke te verlaten. Het dynamiseren van de Broodseindemolen van hun familie D’Hooghe was ongetwijfeld het ultieme signaal om “De Broodseinde” te verlaten richting Frankrijk. Ze verbleven nog een tijd te Poperinge bij hun kozijn Valère Masschelein in brouwerij “De Kroon” maar belandden uiteindelijk in Cany (Seine Maritime) in Frankrijk. Emilie en Bruno overleefden de oorlog niet. Emilie stierf op 5 april 1918. Ze werd 68 jaar oud. Bruno overleed enkele maanden later op 18 augustus 1918 te Cany. Hij haalde slechts de ouderdom van 64 jaar. Ook Sylvie kwam niet meer naar Zonnebeke terug. Ze ging wonen in Wervik, dicht bij haar vele neven en nichten. De geschiedenis van 207 jaar Masscheleins op Broodeinde behoorde tot het verleden.