Tot aan de Eerste Wereldoorlog was de taal in Zandvoorde in belangrijke mate Frans. We leren uit een volkstelling dat in 1895 net geen 1.000 (995) mensen woonden te Zandvoorde. 721 beweerden te kunnen lezen en schrijven. Voor 441 personen was dit uitsluitend Nederlands. 96 inwoners spraken en verstonden alleen Frans. 402 Zandvoordenaren beweerden beide talen te spreken (dit stond wellicht chique). Het Frans dat de doorsnee Zandvoordenaar sprak zal wel eerder een Frans dialect geweest zijn.
Zandvoorde werd in de 17e , 18e en 19e eeuw sterk verfranst. Na de ontvolking eind de 16e eeuw wegens de godsdiensttroebelen (protestanten, calvinisten, beeldenstorm) en de hiermee gepaard gaande zware economische crisis, streken begin de 17e eeuw heel wat Fransen (uit Artesië en Picardië) neer te Zandvoorde. Zij zorgden voor herbevolking in ruil voor (aanvankelijk) gunstige belastingsvoorwaarden. Als gevolg hiervan werden, veel meer dan in de andere deelgemeenten waar ook Fransen immigreerden, de uitgaande (en ook inkomende) officiële documenten in het Frans opgesteld. Ook de parochierekeningen waren in het Frans en de voertaal in het ‘Institut Morel’ was ook al Frans. Het ‘Institut Morel’ was een tot ver buiten de gemeentegrenzen vermaarde Franstalige jongensschool. Ze haalde haar reputatie uit de naam van de onderwijzersfamilie Morel die meer dan 200 jaar van vader op zoon het onderwijslandschap in Zandvoorde en omgeving bepaalde. De verfransing in de administratie werd uiteindelijk nog versterkt door de ‘Vrede van Nijmegen’ van 1678 waarbij Zandvoorde in Franse handen viel (Lodewijk XIV).
Het Frans was ook de taal van de hogere overheden en de administratie in de Oostenrijkse Nederlanden. In de 18e eeuw waren de Franse taal en cultuur toonaangevend in Europa. Geleidelijk aan verfranste de bovenlaag van de bevolking ook in de Zuidelijke Nederlanden. De plaatselijke burgerij nam een voorbeeld aan de adel. Wie iets wou bereiken in het leven kon maar best een mondje Frans praten. Het gewone volk bleef trouw aan haar plaatselijke Vlaamse dialect.
In het hele verfransingsproces speelde de nabijheid van de grens met Frankrijk uiteraard een rol. De grens werd vanaf 1713 (Verdrag van Utrecht) gevormd door de Leie. Wervik en Komen hadden als gevolg van hun ligging sowieso al meer contacten met Frankrijk en de gemeente Komen strekte zich noordelijk verder uit dan vandaag. Het gehucht Doornkapelle (grosso modo gelegen tussen de huidige Doornkapellestraat en de Kruisekestraat te Wervik) maakte vroeger deel uit van de gemeente Komen. Dit stuk Komen behoorde eeuwen vroeger (Ancien Regime) ook al toe aan de heerlijkheid Komen. Pas na het vastleggen van de taalgrens in 1962 werd dit stuk van Komen bij Wervik gevoegd.
De verfransing te Zandvoorde was eigenlijk ook wel een ‘natuurlijk’ proces. In het oude graafschap Vlaanderen werden eeuwenlang twee talen gesproken: Vlaams in het noorden en Frans in het zuiden (het Rijselse). In Rijsel was het grondgebied Vlaams en de taal Frans. In 1668 (de ‘Vrede van Aken’) werd Rijsel definitief bij Frankrijk ingelijfd. In de huidige context duidt men de Komenaars aan als Walen. Historisch gezien zijn zij helemaal geen Walen maar Franstalige Vlamingen. Hun ‘roots’ liggen in Vlaanderen, niet in Wallonië.
Op deze achtergrond is de voorkeur voor de Franse taal in Zandvoorde niet verwonderlijk. Alle vooraanstaande families van Zandvoorde waren in de jaren 1600–1900 Franstalig of op zijn minst de Franse taal machtig. Ook de pastoors die door de bisschop naar Zandvoorde werden gestuurd om de ‘kudde te hoeden’ werden in dat opzicht geselecteerd.
De volkstaal te Zandvoorde is vanaf 1890 stilaan geëvolueerd naar het Vlaams (Nederlands). Dit had in eerste instantie te maken met de figuur van E.H. Joannes Mervillie (°Wontergem 26/09/1839). Hij werd in 1890 de eerste Vlaamssprekende pastoor van Zandvoorde na een lange rij voorgangers die uitsluitend uit het Franssprekende landsgedeelte kwamen. Hij brak categoriek met Franse sermoenen in zijn missen, behalve een korte nieuwjaarsgroet in het Frans op de eerste zondag van het jaar (dit alles tot ergernis van sommigen). De geliefde pastoor overleed te Watou op 21 april 1916 (tijdens de oorlog).
De plaatselijke burgerij bleef echter Frans spreken. Pastoor E.H. Joannes Mervillie en burgemeester Jean-Baptiste Laumosnier waren beide fanatiekelingen, de eerste als Vlaming, de tweede als Waal. Communautaire akkefietjes waren dan ook schering en inslag. Het was een bekvechterij over alles en nog wat. De registers van de Burgerlijke Stand bijvoorbeeld bleven, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, tot 1929 in het Frans geschreven. In het begin van de vorige eeuw werd zowel de Franstalige schrijfwijze Zantvoorde als het Nederlandstalige Zandvoorde als gemeentenaam gebruikt.
Na E.H. Mervillie kwam E.H. Ernest Nevejan in 1920, eveneens (zoals de latere pastoors) een rasechte Vlaming. Samen met hoofdonderwijzer meester Joye en de vele na de oorlog geïmmigreerde ‘oosterboeren’ heeft hij de vervlaamsing doorgezet. In 1932 verscheen de lijst met de aan de spelling aangepaste schrijfwijze van de gemeentenamen (regeringsbeslissing). Zantvoorde werd nu officieel Zandvoorde. Ook vanaf dat jaar werden de kermisaffiches uitsluitend in het Nederlands opgesteld. Voordien waren ze tweetalig met de Franse tekst bovenaan.