Ze zwijgen doodstil de drie broederwallen.
Sinds eeuwen zwijgt ook horen en klaroen,
en in den waai van ’t overwassend groen
komt slechts de stem der vogelen weerschallen.
Met de eiken kroon op ’t hoofd, heerscht ongeschonden
door eeuwen heen, die reuzenaardenbouw,
en zingezangt in eindeloozen rouw,
zijn heimelijk wee, dat niemand kan vermonden.
Wanneer de stormen fel zijn kruinen wringen,
dan zucht en bromt zijn steenen ingewand;
dan ruisschen om den trits der Teerelingen
de sagen van het oude Vlaanderland,
dan rijzen weer uit ’t stof en vlien te wapen
en peerd en man die daar op ’t kerkhof slapen.
Horand*
In het tijdschrift “Biekorf, Westvlaams archief voor geschiedenis, oudheidkunde en folklore”, jaargang 17, 1906, blz. 265, vonden wij dit gedicht over Passendale. De dichter specificeert in een voetnoot dat “de Teerlingen” staat voor drie hoge vierkante moten te Passendale, in de Teerlinckbosschen, nabij ’s Graventafel. Eén van deze moten draagt ook de naam van “’t kerkhof” of “peerdenkerkhof” in de volksmond, zo schrijft hij.
Wij staken ons licht op en vonden dat de naam “Teirlinckbusch” te Passendale reeds voorkwam in 1648 (“In Paesschendale, zuudt jeghens tstraetken naer den Teirlinckbusch…”). In vroegere teksten (in verband met de Slag van Westrozebeke in 1382) en latere teksten vinden we de naam “Teirnynckbusch” (1660) en “Teernynckbusschen” (1711). Het bos maakte deel uit van de Leenen van Ipre en behoorde vanaf het einde van de 16e eeuw tot ongeveer halfweg de 17e eeuw tot de heerlijkheid van Struyve. De aanzienlijke familie Struyve, afkomstig van Langemark, hield van het leenhof van Ieper (of de Zaele van Ieper) nog verschillende andere gronden in Passendale in leen, voornamelijk langs de “Goudbergstraat”, het straatje dat liep van de “Wallemolen” naar het “Engels Veld”.
Misschien is de oorsprong van de naam “Teirnynckbusch” te zoeken in het feit dat op het eind van de 14e, begin van de 15e eeuw een zekere Wouthier Terninck op die plaats een huis en 16 bunderen land in leen hield. Wanneer men het destijds, en ook later, over deze plaats had, dan zal er wellicht sprake geweest zijn van “Terninck’s busch”.
In het Middelnederlandsch handwoordenboek van J. Verdam staat het woord “teren” voor “hoge bomen”. Is dit misschien een verklaring voor de naam Teer(l)(n)ingen?
Vandaag wordt aangenomen dat de naam van het “Teerlingbos” te Passendale, gelegen achter de oude kaasmakerij, richting Tyne Cot Cemetery, komt van zijn vierkante vorm (teerlingvorm).
Een legende vertelt ook dat vroeger in het bos een kasteeltje of omwalde hoeve lag. Op zekere nacht zonk het kasteeltje helemaal weg in het water en er werd nooit nog iets van teruggevonden. In elk geval, vandaag is in het ongeveer 2 ha grote bosje nog een stukje omwalling te zien. Ook de dichter maakt hier wellicht allusie op met zijn woorden “reuzenaardenbouw” en “steenen ingewand”. Het Teerlingbos kwam in vroegere tijden ook veelvuldig voor in spoken- en heksenverhalen.
Het Teerlingbos is vandaag eigendom van de gebroeders Cloet uit (Beveren) Roeselare. Ze kochten het in 1966 na het overlijden van het kinderloze gezin Jerôme Van Eecke – Camerlynck, een steenrijke vlashandelaar uit de Statiestraat. Toen was het bos ongeveer de helft kleiner. Naast het bos lagen nog twee stukken weiland, gebruikt door de familie Oscar Devarrewaere – Leleu. De Cloets hebben deze weiden (terug) tot bos getransformeerd.
Tijdens de Slag van Passendale in 1917 werd in en om het bosje, dat de grens vormt met “Het Rozeveld” zeer hard gevochten. Op 4 oktober was er de succesvolle aanval van de Anzac-troepen (Australiërs en Nieuw Zeelanders). Tijdens de verovering van “Berlin Wood” (want zo noemden de geallieerden het bos) noteerden de Nieuw Zeelanders van het 3e Canterbury Batallion 250 verliezen waarvan 50 doden, toen ze er op enkele zeer goed verdedigde Duitse bunkers (op en rond de hoeve Baelen, nu Vandecandelaere) stootten. Het gedenkteken voor de New Zealand Division op de hoek van het ’s Graventafelkruispunt brengt hulde aan de vele gesneuvelde kiwi’s in de Slag van Passendale. Het werd plechtig onthuld op 1 augustus 1924.
*Horand is het pseudoniem voor Julius Valckenaere (1866-1930). Hij was woonachtig te Sint- Idesbald (Kosijde) en was er onderwijzer, volkskundige, schrijver en dichter. Hij leverde veel bijdragen (zowel proza als poëzie) voor het tijdschrift “Biekorf” tussen 1895 en 1928. Hij had ook een belangrijke verdienste in de allereerste archeologische opgravingen in 1897 naar de Duinenabdij te Koksijde.