Sinds 4 augustus 1914 met de Duitse inval in België is de oorlogsdreiging onafwendbaar. Ook in onze Westhoek wordt dit duidelijk zichtbaar. Er wordt nog weinig gewerkt; de mensen staan in groepjes te babbelen langs de straat en ’s avonds wordt druk gebeden aan de veldkapelletjes te lande. Ook de kerkelijke diensten worden drukker bijgewoond.
De eerste Duitse Ulanen worden, rond 23 augustus gesignaleerd in Geluwe en Dadizele en in de week van 24 augustus verschijnen Franse dragonders in Beselare. Brussel en Antwerpen vallen en medio september komen vluchtelingen uit het Mechelse in Beselare aan. De onrust bij het volk groeit met de dag.
Op bevel van de gouverneur worden op donderdag 30 september in alle gemeenten de boeken van de burgerlijke stand afgesloten en neergelegd op het gerechtshof van het arrondissement.
Op vrijdag 1 oktober verschijnen de eerste Duitse patrouilles te Beselare, de gevreesde Ulanen. Men zag ze van ver komen en de tamtam deed zijn werk. De dorpsplaats ziet er verlaten uit, de mensen zitten binnen in hun woning achter de gordijnen te loeren. De Duitsers bemerken een nationale driekleur op de kerktoren. Dit staat hen niet aan en ze gaan op de pastoriedeur beuken. Pastoor E.H. Rooms doet zelf open en krijgt dadelijk een serenade naar zijn hoofd geslingerd terwijl de Duitsers naar de vlag wijzen. De pastoor wordt hardhandig met de rug tegen de pastorijmuur geduwd. Ook burgemeester Jozef Bayart wordt door een Ulaan uit zijn huis gehaald en naast de pastoor geplaatst. Ze worden bedreigd met geweren. De burgemeester verdedigt zich met te zeggen dat de vlag wappert op bevel van de gouverneur en dat de brief hieromtrent op het gemeentehuis ligt. De Ulanenofficier eist inzage van dit schrijven. Daarop worden ook secretaris Paul Degryse, bediende Theofiel Decottenie en veldwachter Aloïs Durnez uit hun woningen gehaald en gans de groep wordt opgeleid naar het gemeentehuis in de Wervikstraat. De burgemeester en de pastoor moeten onder bewaking buiten blijven, de anderen gaan op zoek naar het document. Ondertussen halen enkele Duitsers de vlag van de toren. Als een weinig later het schrijven van de gouverneur aan de officier kan getoond worden mag de groep uiteindelijk vrij naar huis terugkeren. Menig toeschouwer heeft zich ondertussen schuchter even op straat getoond. Rond 04.00u verlieten de Duitsers het dorp.
Tussen de sluiting van de bevolkingsregisters op 30 september en de collectieve vlucht op 19 oktober waren te Beselare nog twee sterfgevallen. De ongehuwde kleermaker Teofiel-Benoni Driessens (44 jaar) van de Zwaanhoek stierf op 6 oktober en Alexander Samyn echtgenoot van Marie Braem overleed op 15 oktober. Toen de lijkstoet bij de begrafenis van Teofiel Driessens op het kerkhof aankwam, stoof juist een grote bende Duitsers uit de Geluwestraat het dorpsplein op. Door het voorval met de pastoor en de burgemeester enkele dagen voordien zat de schrik er goed in bij de bevolking. De lijkdragers zetten vliegensvlug de lijkbaar op de grond en vluchtten van het kerkhof, gevolgd door de familie, aanwezigen en de geestelijkheid. Op geen tijd was het kerkhof ontruimd. De Duitsers bleven geruime tijd en pas lang nadat zij vertrokken waren (tegen de avond) werd het lijk ter aarde besteld. De gemoedelijke pastoor Florimond Rooms liet zich hierbij ontvallen: “Fiel is altijd een braven aardigaard geweest, hij zal wel nooit veranderen”.
Ondertussen komt de oorlog steeds dichterbij. Acht Beselarenaren zijn dan reeds gesneuveld, twee reeds krijgsgevangen genomen.