“Plots kreeg ik een bevel van een stafofficier. Ik moest hem ontmoeten op een bepaalde kaartcoördinaat en daar zou hij ons zeggen waar onze batterij een stelling moest innemen. Toen ik de coördinaten op de kaart opzocht, bleek daar het dorp Westhoek te liggen, maar toen ik daar aankwam, was er geen dorp te zien. Er stond geen muur meer overeind, je zag niet één gebouw en zelfs de wegen waren verdwenen. Maar de troepen hadden hier een speciale weg moeten aanleggen om munitie en andere voorraden naar het front te brengen. Ze hadden een lange weg gemaakt door planken achter elkaar te leggen en die weg stond bekend als Corduroy Road. De munitie en de voorraden werden meestal vervoerd in kratten die door zes muildieren werden getrokken. Die karren werden GS-karren genoemd – naar de General Service, de Algemene Dienst – en de weg kreeg al snel de bijnaam van GS Avenue, omdat hij zo vaak bestookt werd, zowel overdag als ‘s nachts, dat veel karren naast de weg waren beland en die omzoomden, net zoals bomen langs een baan. Natuurlijk lagen er ook overal kratten met munitie, voedsel enz. Het was een vreselijke plek voor de muildieren en het gebeurde regelmatig dat je een granaat zag inslaan op zo’n span van zes muildieren waardoor ze werden weggeslingerd. Je zag dan ook op heel wat plaatsen dode muildieren liggen.
Ik meldde me bij de stafofficier en hij wees naar een plek zo’n 40 m van die Corduroy Road vandaan en hij zei: “Stel je kanonnen daar op.” Daarna vertrok hij en ik moest zelf maar bedenken wat ik met een stelling zou beginnen die op het eerste gezicht onmogelijk leek. Direct naast de weg lagen enorme granaatkraters en daar kon van alles in het water gevallen zijn. De plaats waar wij heen moesten was bezaaid met enorme kraters. In de eerste lag een muildier en daarna had je nog massa’s andere kraters en op het eerste gezicht leek het onmogelijk om ons doel te bereiken. Maar we moesten onze bevelen uitvoeren en toen ik een paar mannen kon laten komen, begonnen we de eerste van die kraters te dempen. We gooiden er een pak kratten in met voorraden en munitie, we wisten niet wat er in zat, maar er lagen overal kratten. We vonden wat stenen en gooiden die er bovenop, en daarna nog meer van alles wat we konden vinden tot we uiteindelijk planken over de krater konden leggen. Toen voerden we een kanon aan en met veel moeite, want het waren zware 6-inch houwitsers, konden we het kanon van de weg naar het eerste stuk verplaatsen. Daarna moesten we het nog over alle andere granaatkraters heen krijgen die we eerst moesten vullen. Het duurde eeuwen, maar uiteindelijk stond een van onze kanonnen op ongeveer 30 m van de weg. Maar het was een onzinnige plaats om een batterij op te stellen. Het gaf de manschappen wel weer wat moed, maar je kon niets met die kanonnen beginnen. We slaagden er in drie kanonnen te installeren, maar die werden alle drie uitgeschakeld en we verloren 50 man. Na dit verlies kregen we het bevel ons terug te trekken, maar dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het duurde verscheidene weken om die kanonnen daar weg te halen. We stuurden er manschappen heen en elk detachement zwoegde keer op keer met die zware kanonnen. Die bleven wegglijden en kwamen telkens weer in de modder vast te zitten. Het duurde heel lang voor we ze weer op de weg konden krijgen en daar weghalen.”
Gerelateerde verhalen
- Luitenant J.W. Naylor getuigde over de Slag om Passendale
- Soldaat W. Smith, 2e New Zealand Machine Gun Company, getuigde over de Slag om Passendale
- Kanonnier B. Stokes, 13e bataljon New Zealand Field Artillery, getuigde over de Slag om Passendale
- Korporaal J.W. Palmer, 26e brigade, Royal Field Artillery, spreekt