In mei 1711 werd Patricius Holvoet (geboren op 1 maart 1665 te Ledegem) door koning Lodewijk XIV van Frankrijk aangesteld tot abt van de abdij te Zonnebeke. Twee jaar later kwam de kasselrij Ieper (dus ook Zonnebeke) samen met heel Vlaanderen onder het gezag van de keizer van Oostenrijk krachtens het verdrag van Utrecht (1713).
Pas in 1720 benoemde keizer Karel VI een nieuwe graaf van Vlaanderen. Het is de prins de Ligne die op 11 februari te Ieper de eed zou afleggen als nieuwe graaf van Vlaanderen. Abt Holvoet was op de inauguratie op de markt te Ieper aanwezig in het groot gezelschap van de magistraten van stad en kasselrij en van de afgevaardigden van Veurne, Waasten, Poperinge, Wervik, Roeselare en Diksmuide. Als één van de ‘Edele Vassalen’ had hij één van de 24 gouden gedenkpenningen ontvangen: mooie medailles met de beeltenis van keizer Karel VI op gegraveerd en achteraan de tekst: “In consideratie van de gheluckighe huldiginge van zyne Keyserlicke en Catholycke Majesteyt als graeve van Vlaenderen en omme te diene voor eeuwige memorie.”
De keizer had wel niet gewacht tot 1720 om aan de abdij van Zonnebeke de last op te leggen van een abdijbrood (pain d’abbé) d.i. een pensioen of prebende jaarlijks door het klooster uit te keren aan een behoeftige priester: pater Fraij Vicente l’Arras, een Spanjaard. Abt Patricius wist die betaling steeds uit te stellen “totdat Zijne Majesteit de eed voor stad en kasselrij Ieper zou hebben afgelegd” als officialisering van de annexatie. Ook na de inauguratie van de prins de Ligne poogde abt Holvoet dat abdijbrood te negeren of op de helft te laten brengen. Tenslotte viel een kerkelijk ultimatum in de Zonnebeekse abdij binnen (dreiging van excommunicatie) en prompt werd het sinds zes jaar hangende abdijbrood aan de Spaanse pater uitbetaald.
In juni 1744 kwamen de Fransen in Vlaanderen terug met aan het hoofd Lodewijk XV, de kleinzoon en opvolger van de Zonnekoning die hem in 1711 tot abt van Zonnebeke had benoemd. De tachtigjarige prelaat achtte dan het ogenblik gekomen om zijn gehechtheid aan het Huis van Bourbon (de Franse Koningen) te belijden. Onder vorm van ‘restitutie’ heeft hij de gouden medaille van de inauguratie van 1720 officieel aan de magistraat van de kasselrij van Ieper teruggezonden. Het Habsburgse stuk had hij blijkbaar 24 jaar lang met ongenoegen bewaard in zijn kantoor.
De nieuwe lente van Lodewijk XV duurde minder lang dan abt Patricius zal hebben verwacht. Begin 1749 liep de Franse bezetting ten einde en hij beleefde, vermoedelijk zonder veel geestdrift, de herstelling van het Oostenrijks gezag, in de persoon van Maria-Theresia, over Vlaanderen en Zonnebeke.
Abt Patricius Holvoet was 87 jaar oud toen hij op 16 april 1751 te Zonnebeke overleed. Tot aan zijn vijftigste had hij alleen het Franse gezag gekend. Onder dit gezag was hij opgegroeid en monnik geworden en door de Franse koning tot abt van Zonnebeke benoemd. Vijf jaar lang (1715–1720) hing het Ieperse in de onzekerheid tussen Lelie en Adelaar, tussen koning en keizer. Na 25 jaar Oostenrijks bewind valt Lodewijk XV Vlaanderen binnen en zijn de Bourbons van abt Patricius’ jonge jaren daar terug…
Die historische achtergrond verklaart de politieke gezindheid van de prelaat (en zijn geste met de gouden medaille). Overwegend was tenslotte het feit dat abt Holvoet in zijn financiën werd aangetast door de Habsburgers terwijl de Fransen hem daarin ongemoeid hadden gelaten.