De Frezenbergmolen, veelal ook Viversmolen genoemd naar de opeenvolgende eigenaars-molenaars Vandevivere, stond tot 1915 op het hoogste punt van de landelijke wijk de Frezenberg. De exacte locatie was: een goede 100 m ver links in de (toenmalige) Frezenbergstraat. Door de aanleg van de A19 is het eerste gedeelte van die straat doodlopend geworden en ze wordt nu beschouwd als behorend tot de Ieperstraat.
Joannes Franciscus Vandevivere (° 02/04/1792 – + Zonnebeke 06/02/1870) heeft de korenwindmolen zelf ontworpen en eigenhandig opgericht. Hij huwde op 18 april 1815 te Langemark en in zijn huwelijksakte staat hij vermeld als molenaar. De molen moet er toen al gestaan hebben maar zeker niet veel vroeger. Het was een houten achtkantige bovenkruier op een ronde stenen onderbouw van 3,5 m hoog en een wal er rond. Vooral die stenen kuip was zeer merkwaardig en uitzonderlijk in de streek. Zij bood veel werk- en bergruimte en de molen was zo heel wat minder tochtig dan een staakmolen. Van op de maalzolder kon men via een deur op de wal komen om de molen te kruien en te zeilen. De vele vensters in de molen zorgden voor veel licht en vooral ‘s winters was het er aangenaam werken. De Frezenbergmolen was een dure constructie en daarbij was hij technisch perfect. Geen wonder dat getuigen vertelden dat Viversmolen de snelste ‘vlucht’ bezat van alle molens in de omtrek. Zelfs bij een lichte bries ging hij al draaien en als alle molens stillagen door windschaarste, draaide de Frezenbergmolen nog. Door zijn ligging en constructie haalde hij heel goede prestaties. Er was voortdurend een bekwame molenaarsgast in dienst evenals een ketser die het graan ophaalde bij de boeren en het meel en de bloem terugbracht. Heel uitzonderlijk moest de eigenaar ‘windpacht’ betalen aan de provincie. De zijbermen van de provinciebaan Ieper-Roeselare waren beplant met populieren. Zij verhinderden de windvang. Vandevivere deed een aanvraag om de populieren te rooien over een afstand van 50 m. Zijn verzoek werd ingewilligd mits een jaarlijkse vergoeding aan het provinciebestuur van West-Vlaanderen.
Joannes François was gedurende 45 jaar molenaar op de Frezenberg. Hij had twee zonen, Edouard (°Zonnebeke 21/03/1825) en Désiré (°Zonnebeke 16/05/1828). Aanvankelijk was Désiré bakker in de ouderlijke woning en Edouard molenaar bij zijn vader. In 1867 keerden ze de rollen om toen Edouard zich als bakker ging vestigen te Waasten en Désiré nu de molenaar werd op de Frezenberg. Op 12 mei 1874, na de dood van vader (Zonnebeke 06/02/1870) en de verhuis van Edouard werd Désiré alleen eigenaar van de ouderlijke uitbating. Naast de molen beheerde Désiré er nog de bakkerij, een handel in kolen, een winkel in kruidenierswaren, textiel en pottekarie en een landbouwbedrijf.
Het gezin Désiré Vandevivere-Carbon telde vier zonen, Evarist, Jules, Achille en Camiel en een dochter Flavie. Evarist was de molenaar van Frezenbergmolen samen met zijn jongere broers van 1887 tot 1890. Toen nam hij als vrijgezel de vervallen ’s Graventafelmolen over te Passendale. Het was er tevens boerderij en hij vestigde er ook een bakkerij. Hij trouwde in 1895 met Maria Devos, afkomstig van de huidige hoeve Luc Delva. Jules, Achille en Camiel bleven vrijgezel en zij werden de laatste eigenaars en molenaars van Viversmolen.
Op 23 februari 1903 werd de vermolmde buitenroede vervangen door een stalen buitenroe van 20,40 m lang. Stalen roeden waren in die tijd revolutionair en werden alleen geleverd en geplaatst door de firma Verhaeghe uit Ruddervoorde. De kostprijs bedroeg 387,60 fr. In mei 1910 werd ook de binnenroe vervangen door hetzelfde bedrijf voor 408 fr. Een gedeelte van het draaiende werk kon ook met een locomobiel in beweging gebracht worden. Deze locomobiel die gebruikt werd bij windstil weer, bevond zich in het machinekot naast de wal en was verbonden met de molen via een aandrijfas doorheen de wal. Hij werd gefabriceerd door Zonnebekes bekwame werktuigkundige Henri Hoflack. In het machinekot stond ook een draaibank waarop Achille op vrije dagen of tijdens windloze uren vloerbollen, trabollen en zelfs tafelpoten draaide.
Tijdens de oorlog, op 8 mei 1915, werd de molen neergehaald door zware beschietingen van de Duitse artillerie. Die voormiddag werden op de Frezenberg 100 obussen van kaliber 150 afgeschoten. Hij was pas 100 jaar geworden. In mei 1920 kwam de familie Vandevivere van uit Villejoubert bij Angoulême in de Charente (Fr.) terug en tussen het puin legden de broers een veldoven aan (een ‘butoven’). De bakstenen gingen vlot van de hand en ook het eigen bedrijf werd er mee heropgebouwd. De steenoven werd stilgelegd in 1924 wegens gebrek aan kwaliteit. De vooroorlogse molen werd vervangen door een mechanische maalderij en Evarist, Jules en Achille en later Omer en Michel, zonen van Evarist en sinds 1965 André, zoon van Omer, maalden er tot ongeveer 1990. Ondertussen werd de maalderij herhaaldelijk gemoderniseerd.