Op 22 januari 1845 overleed E.H. Ludovicus Comyn, pastoor te Passendale op 89-jarige leeftijd. Na een ambtsperiode van bijna acht jaar te Geluveld werd hij pastoor te Passendale op 16 juli 1811. Hij kwam na E.H. Constant Anckaert, pastoor ten tijde van de kerkvervolging door de Fransen en de man die zich afscheurde van Rome om Stevenist te worden in 1811. Hij trok veel parochianen mee in de kerkscheuring. Passendale was een verscheurde gemeente en dat had ten zeerste zijn invloed op het pedagogisch en sociocultureel gebeuren. Via een doortastende aanpak kon E. H. Comyn veel parochianen terug naar de schaapsstal leiden.
Pastoor E.H. Ludovicus Comyn werd opgevolgd door E.H. Ferdinand Van Gampelaere. Hij werd geboren op 5 november 1791 te Pittem. Hij begon slechts te studeren voor priester in 1814 na het voleindigen van zijn langdurige verplichte legerdienst onder Napoleon I. Hierbij heeft hij heel wat veldslagen meegemaakt op Europese slagvelden. Hij werd priester gewijd te Mechelen op 17 augustus 1825 en werd nog hetzelfde jaar aangesteld als onderpastoor te Beveren-IJzer. Gezien zijn ‘late roeping’ moest hij het vagevuur van leraar of subregent in een of ander college niet doorlopen. Het jaar erop werd hij onderpastoor in de grote Sint-Amandusparochie te Wingene. Op 17 december 1839 werd hij door het bisdom tot pastoor benoemd te Kerkhove en vijf jaar later, op 4 februari 1845, werd hij de nieuwe pastoor van de Sint-Audomarusparochie te Passendale.
Een van zijn realisaties te Passendale was de oprichting van ‘de zondagsschool’ rond 1850. Gezien er vroeger geen leerplicht tot 14 jaar bestond, was het voor veel kinderen van jongs af aan werken geblazen. Naar school gaan tot aan de Plechtige Communie was voor velen het maximum. Veel van die vroege schoolverlaters kwamen wel ’s winters (als er minder landarbeid was) terug naar school. Maar ze waren meestal weinig gemotiveerd en werden door de onderwijzer als ballast behandeld. Dit alles leidde tot schrijnend analfabetisme en wegzinken in armoede van de landelijke bevolking. Daarom heeft pastoor Van Gampelaere te Passendale een zondagsschool opgericht. Hij liet hiervoor zelfs een lokaal bouwen. Hier konden tieners van alle leeftijd voornamelijk rekenen en moedertaal leren.
In die tijd was het aantal stemmen dat men mocht uitbrengen bij politieke verkiezingen groter naargelang de eigendom en de graad van geleerdheid. De zondagschool bood de kans aan ‘ambitieuze’ ouders om hun kinderen te laten stijgen op de sociale ladder want meer stemmen mogen uitbrengen betekende meer aanzien. Ook daarvoor was de zondagschool een weldaad.
Pastoor Van Gampelaere was ook de initiatiefnemer voor de oprichting van een ‘Kruis’ op ’s Graventafel in 1866. Het was een afbeelding van de gekruisigde Christus. De witbeschilderde gietijzeren Christus op een houten kruis tussen een cementen Maria- en Johannesbeeld die er vandaag nog staat, is een replica van de vooroorlogse calvarie. Het Kruis staat vandaag op de plaats waar de vooroorlogse hoeve van de familie Léon Demoor-Vermeulen stond. De hoeve had toen ook al (net als vandaag) een cichorei-ast.
Rond 1865 heeft de hyperactieve pastoor Van Gampelaere de ‘Congregatie voor jonkheden’ opgericht te Passendale. De Congregatie was een bijzondere ‘geestelijke verbroedering ter verbreiding van de Rooms-Katholieke godsdienst’ en werd in het leven geroepen door paus Pius IX in 1858. Elke zondagnamiddag werden afwisselend de jonge mannen en de jonge dochters in de kerk verwacht voor gebed, sermoen en ‘geestelijke oefeningen’.
In 1872 richtte de pastoor een schrijven naar het Ministerie van Justitie om een tweede onderpastoor te vragen voor zijn parochie gezien deze de kaap van de 3.500 zielen had overschreden. Hij kreeg niet onmiddellijk antwoord en herhaalde zijn vraag in 1873. Nu werd hij wel gehoord en in mei 1873 werd Hoogledenaar E.H. Jules Louis Ghyselen, priester gewijd in 1871, tot tweede onderpastoor aangesteld te Passendale.
Na een hard maar vruchtbaar apostolaat overleed de pastoor op 84-jarige leeftijd op 22 januari 1876 te Passendale. Op 2 februari 1876 werd hij opgevolgd door E.H. Edward De Keerle, geboren te Ieper op 1 december 1822, priester gewijd in 1849 en voorheen zeven jaar pastoor te Ooigem.
Nog eenmaal liet pastoor Van Gampelaere van zich horen (of liever spreken). Tot ieders verbazing verscheen een advertentie in het weekblad ‘Le Journal d’Ypres, Organe Catholique de l’Arrondissement’ op 2 februari 1876. Het was de aankondiging van de openbare verkoop van zijn meubelen en huisraad in de pastorie op 8 februari. Had de pastoor zijn ‘huiswerk’ (testament) niet goed gemaakt of waren er geen erfgenamen zodat de staat overging tot openbare verkoop? In elk geval een hoogst eigenaardige notariële aankondiging. Wel kunnen we afleiden uit de advertentie dat de pastoor niet vies was van een goede fles (wijn vermoeden we).