Na de Eerste Wereldoorlog bleef van de kerk van Geluveld alleen nog een berg puin over, net als in alle andere deelgemeenten. Pastoor E. H. Karel Van Houtte was, als bestuurder van een school voor vluchtelingenkinderen in Criquetot-sur-Ourville (Seine-Maritime), op 28 oktober 1916 gestorven. Ook onderpastoor E. H. Michel Delrue verbleef in Frankrijk als aalmoezenier van de vluchtelingen in Berck-Plage. Leopold Maertens is de eerste die in februari 1919 naar Geluveld terugkomt. Met de hulp van de inmiddels ook teruggekeerden Henri Verstraete en Petrus Verbeke bouwt hij zich een barak met achtergebleven frontmateriaal, langs de grote baan recht over de vooroorlogse herberg “De Koevoet”. Hij hield er café, winkel en bakkerij. De andere Geluveldnaren begonnen druppelsgewijs ook terug te keren. Maar … het gemis aan een priester en kerkdiensten laat zich vrij vlug voelen.
Leopold Maertens zocht contact met onderpastoor Delrue om hem te overhalen naar Geluveld terug te komen. Hij toonde bereidheid en dan trok Leopold naar deken Delaere te Ieper die E. H. Delrue in april 1919 benoemde tot dienstdoende pastoor te Geluveld. Op 20 juli 1919, het feest van de H. Margareta, droeg hij de eerste naoorlogse mis op in het ovenkot van Leopold voor 70 parochianen waaronder juffrouw Léonie Keingiaert de Gheluvelt.
De volgende zondagen werd de mis opgedragen in de noodbarak van slager Emiel Vandenberghe aan de overkant van de straat maar ook hier kampte men weldra met plaatsgebrek. Door bemiddeling van Z. E. H. deken Delaere kreeg Geluveld een barak van het Amerikaanse Rode Kruis toegewezen. Ze stond in Izenberge, werd afgebroken en opgericht achter de barak van Leopold Maertens. Ze werd eveneens als schoollokaal gebruikt. De eerste heilige mis vond er plaats op 7 september 1919. De pastoor kon een voorlopige pastorie, een barak in betonnen platen, betrekken vanaf 10 oktober 1919.
De kerkbarak bleek ook te klein en aan de Boerenbond werd gevraagd plannen te maken voor een ruimere (voorlopige) kerk die ook gebruikt kon worden als school en patronage. Het werd een gebouw in rode baksteen van 42 m lang, 8 m breed en 5 m hoog. Het gebouw had een toren van 9 m hoog en bood plaats aan 500 gelovigen. Zowel de pastoor als de kerkfabriek leenden geld zodat de bouw onmiddellijk kon starten tussen het puin van de meisjesschool en de oude kerk. De bouwwerken stonden onder toezicht van de heren Deman en Deboodt van de Boerenbond. Op 13 juni 1920 werd de eerste mis opgedragen in de nieuwe noodkerk.
Via de deken van Menen kreeg Geluveld zijn vooroorlogse parochieregisters terug evenals enkele heilige vaten, een monstrans en oude misboeken. Door een Duitse soldaat werden ze uit het puin gered en aan de deken overgemaakt tijdens de oorlog. Het bisdom schenkt de kerk een nieuwe relikwie van de H. Margareta. Een Franse dame schenkt een prachtige zwarte kazuifel ter nagedachtenis aan haar zoon die bij het Kantientje sneuvelde in 1914. Op 8 april 1920 geeft een Engelse vrouw een zeer mooi altaarkruis met in het voetstuk gegraveerd: “BG Tempet. Broughton Craven Yorks. Pray for those of the British Army who fell at Gheluvelt October 29-31 1914”. Deze schenking kwam er voor de behouden terugkeer van haar broer na de Slag bij Geluveld. Een kruisweg en twee klokken worden aangekocht en geleverd op 2 juli.
De kosten voor de nieuwe kerk lopen hoog op en eventjes dreigt de afwerking uitgesteld te worden. Maar dan komt er hulp uit onverwachte hoek. Op een dag in juni 1920 klopt een Engelse dame aan bij pastoor Delrue. Haar zoon is gesneuveld te Geluveld in 1917 bij het Polderhoekkasteel. Ze heeft documenten bij die het misschien moeten mogelijk maken het graf te lokaliseren. De pastoor gaat met haar, Leopold Maertens en Henri Verstraete, gewapend met enkele spaden, op pad langs het Polderwegeltje. Als bij wonder vinden ze het graf. De moeder weent van vreugde en verdriet en vraagt de pastoor: “Wat kan ik voor u doen”? Hij antwoordt: “Mij hoeft u niets maar mijn kerk…”. De pastoor is overgelukkig als hij op 25 juni een groot bedrag ontvangt. Later volgt nog een veel grotere som. Sindsdien hangt in de kerk van Geluveld een mooie bronzen plaat ter nagedachtenis aan de gesneuvelde zoon met de tekst (in twee talen): “Ter zaliger gedachtenis van Wilfrid Evelyn Littleboy, luitenant van het 16e Royal Warwickshire Regiment. Gesneuveld in de strijd bij ’t kasteel van Polderhoek op 9 oktober 1917. Hij viel voor zijn land en voor België. Requiescat in pace”.
Nu kan het kerkje verder afgewerkt worden. Er komt een horloge op de toren. Beelden van de H. Margareta en de Heilige Familie, een monstrans, een harmonium, prachtig lijnwaad, beelden van de H. Jozef en het Heilig Hart en een piëta worden aangekocht of geschonken door de familie van de pastoor, de kloosterzusters, mevrouw Ancion uit Ieper of weldoeners uit Poperinge. De kerkfabriek koopt nog twee eiken biechtstoelen, een preekstoel, een communiebank, sierstoelen voor gemeenteraads-, kerkraads- en disleden, diverse beelden en een houten gedenkbord voor de Geluveldse oorlogsslachtoffers bij de firma Bressers te Gent.
Zo is er terecht groot feest te Geluveld op zondag 19 juli 1920. Op die dag komt de Brugse bisschop Monseigneur Gustavus Josephus Waffelaert naar Geluveld om de nieuwe noodkerk, de mooiste van de frontstreek wordt gezegd, in te wijden. Veel parochiepriesters uit de omtrek komen de kerk bewonderen en benijden. Ook de week erop krioelt het van het volk te Geluveld voor de eerste naoorlogse Margrietenoveen en -kermis.