De landelijke wijk ‘De Keiberg’ ligt 52 m boven de zeespiegel. Deze ‘berg’ maakt samen met de hoogten van Passendale en Geluveld deel uit van een vertakking van de Midden-West-Vlaamse heuvelkam. De Keiberg vormt het grensgebied tussen de gemeenten Beselare, Passendale en Moorslede. In de 16e eeuw waren er vaak grensgeschillen tussen Beselare en Passendale en in 1614 werd voor alle duidelijkheid een lindeboom (een ‘schee-linde’) geplant op het grenspunt. Later werd die boom vervangen door een kalvariekruis. Vóór 1914 kon men van op deze plaats 30 windmolens tellen.
Op de ‘kruine’ van deze berg, bijna ‘scherrelinge’ over de grens tussen Beselare en Passendale werd een klassieke houten staakmolen op vier teerlingen opgericht op het einde van de 18e eeuw. De eerste officiële sporen van de Keibergmolen zijn te vinden op de kadasterkaarten van 1825-1830. In 1834 wordt Pieter Jan Van Gheluwe, olieslager te Geluveld, vermeld als eigenaar van het gebouw en Maarten Sobry uit Moorslede als eigenaar van de grond. Tussen 1834 en 1839 koopt Louis Serroen-Vermeersch, een Beselaarse molenaar, de molen en in 1849 wordt hij ook eigenaar van de grond. Op 10 januari 1853 was er ‘overslag’ van de korenwindmolen met huis en erve in herberg “De Kroon” te Moorslede. De instelprijs bedroeg 5.650 fr. De nieuwe eigenaar werd nu weduwe Pieter-Jan Vanwonterghem-Maddens, landbouwster uit Zonnebeke. Met bamis (1 oktober) 1875 werd Theophiel Lemeire uit Geluwe via aankoop eigenaar van de molen. Hij was toen 24 jaar. Hij huwde met Amelie Stragier uit Rumbeke en baatte gedurende 15 jaar de molen zelf uit. In die periode werden in het gezin zeven kinderen geboren. Tegen 1 januari 1890 trokken de Lemeire’s naar de Klytemolen te Wervik en verpachtten de Keibergmolen aan Fernand-Constant Parrein-Vandenbulcke, beide geboren te Geluwe in 1860. Het gezin telde 10 kinderen. Stantje Parrein, op de wijk ook gekend als een verwoede pensejager, heeft met zijn kinderen gedurende 23 jaar de molen begaan. Met bamis 1913 wordt Arthur-Jozef Vermeulen uit Zonnebeke, zoon van Karel en Rozalie Nuytten de nieuwe pachter. Hij was pas getrouwd met Elodie-Marie Maesen uit Beselare, dochter van Cyriel en Mathilde Verborgh. Hij werd de laatste molenaar op de Keibergmolen en hij heeft slechts één jaar kunnen genieten van zijn molen. Bij de nieuwe verpachting werd een schatting gemaakt van het draaiende werk door molenmaker Louis Cappon uit Wervik. Deze ‘prysie’, door Arthur Vermeulen te betalen, werd getaxeerd op 3.766,50 fr.
Op dinsdag 20 oktober 1914, tussen 07.00u en 08.00u ’s avonds, stegen dikke rookwalmen en spokkende vuurgensters op uit de kappe en de kijkgaten van de molen. Een helle flakkerende vuurgloed verlichte weldra de donkere omgeving. De Keibergmolen stond in brand. Er zat meer dan 20.000 kg hout verwerkt in deze molen. Er moet geen tekeningetje bij gemaakt worden, zeker! Hij was de eerste Beselaarse molen die het begaf onder het oorlogsgeweld.
Tot 1925 bleef de molen in puin liggen. Dan verkopen de erfgenamen Theofiel Lemeire-Stragier de eigendom en de oorlogsschade aan Sylvère Vandenbussche-Beele van West-Nieuwkerke die er een mechanische maalderij opricht. Deze maalderij werd na de dood van Sylvère in 1955 verkocht. Het betekende het einde van alle maalbedrijvigheid op de Keiberg.