Langs de Kraaiveldstraat stond vóór 1914 een kasteel dat de naam “De Mandel” droeg. Het was eigendom van Adhémar Vercruysse de Solart uit Gent. Het kasteel dankt zijn naam aan het gelijknamige bijriviertje van de Leie dat ontspringt op de hoogten van Passendale. Oorspronkelijk zou langs de Kraaiveldstraat een jachtpaviljoen gestaan hebben, dat in de tweede helft van de 19e eeuw de plaats ruimde voor een zomerresidentie in een park met wandelwegen en een vijver. De bouwer van het verblijf was de Ieperse textielhandelaar Bossaert.
Het kasteel is opgetrokken in een mengstijl. Het centraal gedeelte telt zeven traveeën, waarvan drie het middelste geveldeel uitmaken, onder een frontvormige kroonlijst. Er zijn drie bouwlagen. De gelijkvloerse verdieping bevat de dienstvertrekken. Een trap in het midden leidt naar het woongedeelte en op de tweede verdieping liggen de private kamers. In een tweede bouwfase werden een neogotische centrale toren en twee symmetrisch opgestelde vleugels, eindigend op puntgevels, opgetrokken. De toren is buiten verhouding ten opzichte van het eigenlijk kasteel.
De dienstgebouwen en de kasteelhoeve stonden langs de Kraaiveldstraat. Een dreef die nu niet meer bestaat, liep dwars door het park naar de Oude Moorsledestraat en zo naar het station. Dit was de private weg van de kasteelbewoners om gemakkelijker het station te bereiken. Vóór de Eerste Wereldoorlog was de familie Charles Versaevel-Decock de uitbater van de kasteelhoeve.
Kasteelheer Astère Vercruysse de Solart had zijn domicilie op nummer 1 van de Frère-Orbanlaan te Gent (de huidige residentie Capitole). Hij was eigenaar van diverse hoeven, landerijen en bossen te Passendale en Moorslede. Hij was gehuwd met Pauline Bracq met wie hij vier kinderen had (Fernand, Raymond, Adhémar en Marie). Na het vroeg overlijden van zijn echtgenote hertrouwde hij met Monique Ponroy (een Franse). Met haar kreeg hij nog twee zonen, Astère en Jacques.
Tijdens de oorlog viel het kasteel aanvankelijk in Duitse handen. De Duitse officieren installeerden hier hun hoofdkwartier terwijl de Duitse soldaten de bijgebouwen en de talrijke naburige hoeven bevolkten. Vanaf eind 1914 lag de gemeente midden in het oorlogsgeweld met gevolg dat van het kasteel nog slechts een puinhoop overbleef. Het kasteel werd na de oorlog niet meer heropgebouwd, de kasteelhoeve wel. Het vroegere park werd in weide en landbouwgrond omgezet. De herbouwde hoeve werd kort na de oorlog uitgebaat door de familie Emile Vercaigne, nu door Kristof Vandermeersch-Deschoemaeker. Alleen een deel van de kasteelgracht en de vijver zijn nu nog overblijfsel. De hoeve kreeg de naam “Zolaerthoeve”.
De familie Vercruysse de Solart is eigenaar gebleven van de vroegere bezittingen. Slechts van enkele kleine bedrijven werden de gebouwen verkocht aan de huurders van het goed.