Merkwaardige vondst te Zonnebeke

In maart 1930, tijdens de opruimingswerken na de oorlog, waar vroeger de abdij lag, dichtbij de oude muziekzaal van Iweins, legde men een onderaardse gang bloot, die liep in de richting van de vijver in het kasteelpark.

Twee werklieden werkten er met ‘pioche’ en schop en legden opeens een O.-L.-Vrouwbeeld bloot. Het zat verdoken in een opengekapte holte van het metselwerk. Deze nis was toegemetst met pannenbrokken en toegelegd met een zware zwart getrokken eiken plank. Het beeld dat goed verdoken zat, werd gevonden in aanwezigheid van de kasteelheer Emmanuel Iweins.

De werkman die het vond, Emiel Blomme van Zonnebeke, had het beeld reeds op zijn schop liggen om het omhoogwaarts naar buiten te werpen. Op het ogenblik dat hij het op hief riep hij: “G..v..d..me dat is zwaar!” Hij meende met een obus te doen te hebben. Mr. Iweins bemerkte onmiddellijk dat er gelijk mantelplooien zaten in het voorwerp want het lag met de rug omhoog op de schop. “Wacht, riep hij, het is een beeld”. Hij nam het in zijn armen en ging het samen met Emiel Blomme en zijn vader Jules Blomme een beetje afwassen in een ton die dichtbij in de grond zat en vol water stond.

Het beeld droeg een klein lidteken op het hoofd te wijten aan een slag van de ‘pioche’. Het was ongeveer 40 cm hoog en woog 11 kg. Het stelde een wenende O.-L.-Vrouw voor. Het beeldje zal waarschijnlijk deel uitgemaakt hebben van een calvariegroep en werd vervaardigd in de eerste helft van de jaren 1400. Ongetwijfeld zal het daar weggestoken geweest zijn door de monniken om het te beschermen tegen de woede van de beeldenstormers in 1566. Een kloosterling zal zich gewaagd hebben in die onderaardse gang (manshoogte en redelijk breed) om het beeld dichtbij een sluis te verstoppen. Op dezelfde plaats werd ook een koperen schaar gevonden.

De onderaardse gang zelf is in der heropbouw grotendeels uitgebroken. Hij diende als overloop van de vijver als het water daarin te hoog kwam. De vloer van de gang bestond uit grote blauwe schorren, de wanden, langs boven boogvormig, uit witte baksteen. Jammer genoeg, werd de gang niet verder onderzocht. In 1930 werd op deze plaats de herberg “A la Madone” geopend, zo genoemd naar het gevonden beeldje. Het was een herberg, maalderij, handel in veevoeders, kalk, meststoffen, bieten, stro… De familie Maertens betrok het pand dat zij huurden aan kasteelheer Emmanuel Iweins. Later kwamen de families Dejonghe en Versavel in de herberg en 1989 werd de eigendom volledig herbouwd in een apotheek en optiekzaak van onze ondervoorzitter Marcel Bouckenooghe-Cesteleyn.

Kasteelheer Emmanuel Iweins, getuige van de vondst, gaf de werklieden als beloning elk 100 fr en nam het beeldje mee naar het kasteel. Slechts heel weinigen waarschijnlijk weten waar het beeldje terechtkwam na de aankoop van het kasteel door de gemeente.