Op 18 juli 1921 rond 04.30u in de namiddag spoorde de trein van Ieper naar Roeselare tussen de Keerselaarhoek en het station van Passendale – Moorslede. Ter hoogte van het ‘Motebos’, op ongeveer 1 km van het station gooide een onvoorzichtige machinist enkele schoppen smeulende kolen uit de trein in de graskant. Daar het snikheet en zeer droog was begon het gras van de berm te branden. Het vuur sloeg over op struiken en beemden en likte reeds aan enkele bomen. Opeens werd de gemeente opgeschrikt door een geweldige ontploffing. Één of enkele van de nog talrijk in het rond liggende obussen uit de oorlog was tot ontploffing gekomen. De bewoners van de schaarse barakken in de omgeving sloegen alarm. De brandweer van Passendale rukte uit en slaagde er gelukkig in het vuur onder controle te krijgen. Niemand werd gewond.
Er was lichte schade aan de treinsporen en daar men op zijn goede was voor nieuwe ontploffingen werd het treinverkeer op de lijn gestaakt voor de rest van de dag. De treinreizigers vanuit Ieper werden naar Roeselare gebracht via Menen of via Poelkapelle, Kortemark, Lichtervelde.
Het ongeval wekte heel wat deining in de streek en was koren op de molen voor de misnoegde bewoners van de frontstreek. Zij hadden zich verenigd in actiegroepen om druk uit te oefenen op de overheid. De samenwerkende vennootschap voor oorlogsschade die zo te Passendale werd opgericht in januari 1921 heette: “Hoop”.
De heropbouw werd door de overheid verkeerd en veel te lichtzinnig ingeschat en de oorlogsschaderegeling leed onnoemelijke vertraging op door de logge administratieve mallemolen en de onwetendheid van de inwoners. Zelfs de ‘opkuis’ van het front liet nog heel wat te wensen over. De vele rondslingerende obussen vormden een permanent risico voor zware ongevallen. Het zou nog jaren duren voor we van een definitief herstel konden gewagen.