De molen vooraan links in de Molenstraat was vóór de Eerste Wereldoorlog in de volksmond gekend als de stenen graan- en oliewindmolen Dochy.
De stenen molen werd opgericht tussen 1820 en 1830 door Bernardus Dochy landbouwer te Passendale. Het was een zware molen van constructie, uitgerust met een stampkot (olieslagerij) maar hij was ook dienstig als korenwindmolen. In 1835 werd door erfenis zoon Pieter Dochy de nieuwe eigenaar. In 1850 brengt hij aanzienlijke verbeteringen aan de molen aan. Een stoommachine wordt geïnstalleerd om de molen vanaf dan te kunnen aandrijven met wind en stoom. Naast de molen verrijst daardoor een reusachtige schoorsteen. Vanaf nu krijgt de molen bijna uitsluitend een functie als oliemolen. In 1868 wordt zoon Amandus Dochy – Philomena Logier (door erfenis) de nieuwe eigenaar.
Amandus Dochy overleed in 1886 en op 18 juni 1891 verkoopt zijn weduwe de molen aan haar schoonzoon en dochter Arseen Vandenweghe – Dochy. Deze Arseen Vandenweghe was de koster van de kerk te Passendale. Een andere schoonzoon (Sylvain Vanlerberghe – Leontine Dochy) zorgt voor de uitbating vanaf 1900 ongeveer. In zijn woning houdt Sylvain eveneens de herberg ‘Freyburg’ open. Deze naam vindt haar oorsprong in de Boerenoorlog in Transvaal. De kap en de wieken van de molen worden verwijderd kort na de eeuwwisseling en van dan af wordt de molen een mechanische maalderij. De molenkuip wordt alleen nog gebruikt als magazijn.
De restanten van de molen zijn tijdens de eerste oorlogsjaren volledig van het toneel verdwenen. Na de oorlog werd op dezelfde plaats een nieuwe maalderij opgericht, uitgebaat door opnieuw Sylvain Vanlerberghe en later door zijn zoon Arthur Vanlerberghe – Julia Beheyt. Onder zijn impuls groeide de zaak uit tot een handel in granen, meststoffen en cichoreidrogerij. Deze zaak wordt nu verder uitgebaat door zoon Fritz Vanlerberghe – Linda Depuydt. In hun tuin ziet men vandaag nog de vooroorlogse molensteen ingewerkt.