Hoewel Geluveld een klein dorpje was, zijn er al sporen van onderwijs in de 17e eeuw. Uiteraard is van een school als vandaag geen sprake. Trouwens de lessen werden niet gegeven in een klas maar aan elk kind individueel ten huize van de onderwijzer. In bijna alle dorpen was de functie van onderwijzer toegevoegd aan de functie van koster, klokkenluider, verantwoordelijke voor het kerkuurwerk en vaak ook van ontvanger van de kerkfabriek. Het benoemen van een koster-onderwijzer was het voorrecht van de heer van de heerlijkheid en die benoeming gold voor het leven. Het beroep ging meestal ook over van vader op zoon. De zoon ging daarvoor in de leer bij zijn vader.
Op een kaart van Geluveld van 1628 staat de ‘Costerije’ aangegeven op een perceel achter de kerk. Veel later zal dit huis de woonst worden van de onderpastoor (van 1837 tot 1914). Vermoedelijk daar heeft koster Jacques van Oudendycke gewoond en ook gewerkt als onderwijzer. Het onderricht werd meestal gegeven op zondag en feestdagen want kinderen moest vroeger al vlug meehelpen om de kost te verdienen. Jacques van Oudendycke overleed op 2 november 1677.
Jacques van Oudendycke, zijn zoon, volgde hem op. In 1696 en 1701 zijn schriftelijke sporen van zijn opdracht als koster-schoolmeester gevonden. Hij ontving toen namelijk van de parochie 234 pond parisis als loon voor zijn prestaties. De klokken luiden, d’horloge bezorgen en zijn job als ontvanger van de kerkfabriek werden daarnaast supplementair bezoldigd. Hij overleed te Geluveld op 10 mei 1710.
Zijn zoon, eveneens Jacques van Oudendycke volgt hem op en overlijdt op 10 juli 1742. Na een tijdelijke aanstelling van Salomon van Oudendycke en Karel Benout werd Joannes François Cardoen de nieuwe koster-schoolmeester in 1744. In 1752 verliet hij Geluveld en hij werd opgevolgd door Carolus Wallet, geboren in 1710. Naast koster, onderwijzer, klokkenluider, het onderhouden van de kerkhorloge kreeg hij de bijkomende opdracht om het sluitingsuur voor de herbergen dagelijks aan te kondigen door iets voor 21.00u de klokken te luiden. Daarvoor kreeg hij bijkomend 24 pond parisis per jaar. Hij overleed in 1785.
Zijn opvolger Louis Pauwels, geboren in 1730, kwam van Wijtschate. Hij kwam in Geluveld in heel woelige tijden: de bemoeizuchtige en op hervormingen beluste Oostenrijkse keizer Jozef II, de Brabantse Omwenteling, de Franse Periode waarin hij de eed van trouw aan de Franse Republiek moest afleggen. Alternatieven had hij niet want als koster had hij ook al geen werk meer. De Fransen hadden vanaf 1796 de kerken gesloten en de eredienst verboden. Toch deed hij het voortreffelijk als onderwijzer want er zijn negen behoorlijk geschreven soldatenbrieven bewaard gebleven van Geluveldse soldaten in het Frans leger, namelijk van Pieter Johannes Plancquel (5), Joseph Malfait (1) en de gebroeders Kesteloot (3). Dit zijn er meer dan in de andere deelgemeenten, een pluim op de hoed van de meester.
Met de Franse Periode verloor de heer van de heerlijkheid zijn benoemingsrecht voor de koster-onderwijzer. Dit kwam voortaan het gemeentebestuur toe, op basis van een geslaagd examen voor een jury te Ieper. Zo werd Dominique Deboutte (°Geluveld 3 augustus 1751) in 1802 beëdigd als onderwijzer te Geluveld. Hij werkte naast Louis Pauwels. Deboutte verstrekte onderwijs aan 13 jongens en vier meisjes, Pauwels op hetzelfde moment aan vijf jongens en zes meisjes. Het werd hem te veel en in 1807 gaf hij zijn taak van koster-onderwijzer door aan schoonzoon Augustin Hautekiet, gehuwd met zijn dochter Catharina-Charlotte. Louis overleed op 4 april 1808.
Augustin Hautekiet werd geboren te Eernegem op 14 oktober 1763 uit een familie van kosters en onderwijzers. Vóór 1807 was hij onderwijzer te Geluwe. Koster-onderwijzer Hautekiet behartigde zijn taak blijkbaar uitstekend want zijn leerlingenaantal liep weldra op tot 50, mede door het wegvallen van meester Deboutte. De lessen werden nu gegeven in een gebouw van de gemeente en ze waren niet meer kosteloos. In 1828 bouwde de gemeente een schoolhuis met tuin en zaal langs de Menenstraat (nu herberg ‘Het Hoekske’). In de zaal werden de lessen gegeven. Augustin Hautekiet overleed op 5 november 1833 en zijn zoon Petrus (°Geluveld 22 december 1811) volgde hem op. In 1843 bevolkten 53 leerlingen (meisjes en jongens) de school.
De gemeentelijke school werd uitsluitend jongensschool rond 1850. De meester kreeg twee schoolborden en een bureau, de leerlingen lesbanken en hoe langer hoe meer leerboeken en didactisch materiaal. Les op zondag en feestdagen was er nu niet meer bij, maar er was nog geen schoolplicht. De kinderen kwamen talrijker en langer naar school, vaak afhankelijk van het seizoen. Op 10 mei 1865 overlijdt Petrus Hautekiet. In zijn plaats komt Edmond Alossery (°Moeskroen 05/11/1842). Vanaf 1868 wordt de zaal in twee klassen opgedeeld en een nieuwe onderwijzer, Hendrik Desseyn, kwam in dienst. In 1874 werden een nieuwe school en schoolhuis gebouwd in de Oude Zandvoordestraat.
In 1819 had pastoor Constantin Verroest een katholieke leer- en spellewerkschool voor arme kinderen, de Sint-Vincentiusschool, opgericht te Geluveld. Op grond van de parochie werd een schoollokaal en een woonhuis gebouwd. Vier godvruchtige vrouwen kwamen om beurt en elk volgens hun ‘specialiteit’ les geven in de school. De opvolger van pastoor Verroest, E.H. Joannes Maes, nodigde in 1840 de zusters Apostolinnen uit Brugge uit om een bijhuis te stichten in Geluveld. Hij liet voor hen een nieuw klooster optrekken op grond van het Bureel van Weldadigheid. In 1843 bevolkten zes zusters en een lekenzuster het klooster. Ze verstrekten er al les aan 154 leerlingen; 48 volgden enkel de leerschool, 46 enkel de werkschool en 60 de beide. Rond 1850 waren in de school alleen nog meisjes. De jongens moesten naar de gemeenteschool. De school werd ‘pensionaet voor meystjes’ genoemd met kosteloze onderwijsverstrekking.
Het onderwijsverhaal in beide scholen kabbelde nu rustig voort te Geluveld tot 1878, de schoolstrijd die heel wat bitterheid veroorzaakte in het dorp, maar… dat is een ander verhaal!