Aan de Zwaanhoek, nu ongeveer op de hoek van de Oude Kortrijkstraat en de Kloosterlaan, werd in 1841 een nieuwe houten staakmolen, rustende op teerlingen en van eerder bescheiden afmetingen, opgetrokken. Niettemin was het een volwaardige graanmolen met twee koppels maalstenen en een cylinderpletter. Pieter Dejonghe, geboren in 1795, molenmaker en timmerman te Beselare en afkomstig van een Geluveldse molenaarsfamilie, was bezig met de opbouw van zijn eigen molen achter zijn woonhuis, toen hij in 1842 plotseling overleed. Hij liet een weduwe, Cecilia Vandooren en zeven kinderen na. Zijn zoon Pieter junior, in de volksmond ‘Pé(trus) Pieters’ voltooide de molen en werd de eerste molenaar. Behalve van ‘Pé Pieters molen’ sprak men ook van de ‘Plaatsmolen’.
Pé Pieters (Dejonghe) trouwde met Katrien-Hortense Vandemoortele, afkomstig van Menen. Het gezin kreeg vier kinderen. Hermien (° 15 september 1866) werd bakker. Hij startte een bakkerij op in het ouderlijke huis terwijl zijn vader de molen bleef begaan. Verder waren er nog twee meisjes, Julie (° 6 juni 1868) en Sidonie (° 8 maart 1873). Jules, geboren in 1870, overleed op zeer jonge leeftijd.
Blijkbaar was de molenbiotoop niet goed (te weinig windvang). Rond 1875 werd de molen op eikenhouten rollen zowat 100 m in oostelijke richting getrokken (naar de Zonnebekestraat toe). Dit huzarenstukje nam negen werkdagen in beslag. De molenwandeling had bekijks van heinde en verre. Rond 1914 was de Zwaanhoek zodanig volgebouwd dat de molen het ook daar moeilijk had met de windvang.
In de vooroorlogse periode werd de patroonheilige van de molenaars, de heilige Clemens, elk jaar ‘grondig’ gevierd in Beselare. Op die 23e november kwam alle Beselaars molenvolk na de kerkdienst samen ten huize Pieters voor de koffietafel. Vandaar vertrokken de mannen voor de rest van de dag op kroegentocht.
Op schuwe maandag, 19 oktober 1914, vluchtte Pé Pieters als één der eersten voor het oorlogsgeweld naar Ieper, waar hij enkele dagen later overleed. Zijn vrouw bleef thuis, ze wilde nog even afwachten. In de nacht van 20 op 21 oktober braken hevige gevechten uit tussen Duitsers en Britten. Verschrikt van angst heeft Katrien zich verscholen onder de bakkersoven. Duitse soldaten hebben haar daar ontdekt en naar Dadizele gebracht. Later tijdens de oorlog zal ze overlijden in Londerzeel. De molen wordt op 28 oktober terechtgesteld. De Beierse soldaten laten een teerling springen en trekken vervolgens de molen omver met een reep die ze aan de assekop hadden bevestigd.
De Plaatsmolen werd na de oorlog niet meer heropgebouwd. Wel richtte bakker Hermien Dejonghe met zijn jongste zuster Sidonie rond 1920 een maalderijtje op. In 1930 werd ook die bedrijvigheid gestaakt en de gasmotor werd verkocht aan molenaar Berghe van de Suikerijmolen te Geluveld. Hermien overleed in de meidagen van 1940 en Sidonie van Pé Pieters overleed enkele jaren later in het rustoord te Dadizele.