Op dinsdag en woensdag 6 en 7 juli 1869 werd herhaaldelijk brand gesticht in een dennenbos, toebehorend tot de ‘Hospizen’ van Ieper, aan de Kranenburgstraat op de grenslijn tussen Zillebeke en Zandvoorde. De brandweer moest uitrukken en bleef gans de nacht op post. De schade was beperkt. Het parket opende een onderzoek. Één iemand, een zonderlinge blinde, die vaak in de bossen rondhangt, werd aangehouden.
Bijna 14 dagen later op zondag18 juli brandde het opnieuw in dezelfde bossen. Een vrouw en haar dochter van 15 jaar werden nu opgepakt als mogelijke schuldigen. Enkele dagen later heeft het meisje, een zekere Warlop uit Zillebeke, de brandstichtingen bekend, nadat ze aan de galg werd gepraat door enkele vriendinnetjes.
Op 18 november van hetzelfde jaar kwam de zaak voor voor de Correctionele Rechtbank te Ieper. Hier kwam aan het licht dat de beschuldigde Warlop in juni en juli minstens 10 (al dan niet gelukte) pogingen tot brandstichting ondernam in en rond de ‘Hospizenbossen’ te Zillebeke en Zandvoorde, ondanks voorzorgsmaatregelen en verhoogde waakzaamheid. Er was ook één brandstichting in het bos van de Heer M. Hinderick te Zillebeke. De schade beliep daar 1.700 fr. Voor deze brand kon evenwel geen enkel bewijs aangevoerd worden tegen Warlop en ook zij bleef ontkennen. De dader(s) is (zijn) dan ook nooit gevat. In de ‘Hospizenbossen’ werd de geringe schade geraamd op 200 fr.
Het was de brandstichtster zelf die telkens brandalarm sloeg en het zijn tenslotte deze herhaalde en snelle brandmeldingen geweest die haar hebben ontmaskerd. Uiteindelijk heeft ze bekentenissen afgelegd. Het plezier om grote sensatie te veroorzaken en alarm te slaan rondom zich, lijkt het enige motief te zijn voor haar misdaad. Toch is het meisje, op gebied van criminaliteit, niet aan haar proefstuk toe, want vroeger werd ze reeds veroordeeld tot drie maand gevangenis wegens diefstal.
Op die 18e november werd de jonge pyromane veroordeeld door de rechter tot vijf jaar gevangenisstraf.