Een ‘rosière’ of ‘rozenmaagd’ was een jong meisje (vermoedelijk steeds maagd) dat om haar onberispelijk gedrag, werkzaamheid en zacht karakter in Franse steden of dorpen uitverkoren werd en aldus plechtig omhangen werd met een krans van rozen en een mooie beloning kreeg, meestal een juweel of een som geld. Dit was bij onze zuiderburen een zeer oud gebruik en de oorsprong er van wordt toegeschreven aan de heilige Medardus die leefde in de 5e en 6e eeuw onder andere als bisschop van Noyon en heer van Salency (Fr., département Oise). Deze ‘fête de la rosière’, ontstaan rond 535, werd aanvankelijk alleen gevierd in de regio Salency rond 8 juni (sterfdatum van de heilige) maar breidde zich in de 18e eeuw verder uit naar talloze andere Franse gemeenten en steden en onder de Franse Periode (1795-1814) kwam het gebruik zelfs overgewaaid naar de Zuidelijke Nederlanden. Napoleon deed er zelfs nog een schepje bovenop. Via het keizerlijke decreet van 19 februari 1806 introduceerde hij het ‘Rozenmaagdfeest’ op de eerste zondag van december in heel zijn rijk, als herdenking aan zijn keizerskroning en hij voegde er nog een persoonlijke en imperialistische toets aan toe.
De keizer verplichtte namelijk vanaf 1810 de ondergeschikte plaatselijke besturen om huwelijken te ‘arrangeren’ tussen oud-militairen van zijn legers, die minstens één veldslag met hem hadden meegemaakt, en rozenmaagden en hen te laten huwen rond 15 augustus, zijn verjaardag, zodat die huwelijken meteen ook een eerbetoon aan hem betekenden. De stad of gemeente moest daarbij aan het jonge paar een huwelijksdotatie van 600 francs (goudfrancs wel te verstaan) schenken. Voor een eenvoudige soldaat was dit een klein fortuin dat hem toeliet het huwelijksleven succesvol te starten. Napoleon wilde hiermee helpen om de soldaten, die soms jaren in zijn legers gevochten hadden, terug te integreren in de burgermaatschappij maar het is duidelijk dat deze ‘rosière-plechtigheden’ eigenlijk bedoeld waren om zijn regime gunstig in de verf te zetten en om onder zijn oud-soldaten een stevige kern te vormen van fanatieke volgelingen van zijn politiek.
Het was hem menens want ieder jaar moesten de lokale besturen een verslag indienen waarin stond hoe het bestuur tegemoet was gekomen aan de wens van de keizer om oudgedienden, die minstens één veldslag hadden meegemaakt, te laten trouwen met een ‘rosière’. Bij een dergelijk huwelijk rond 15 augustus werd ook een uitvoerig verslag verwacht van de feestelijkheden en een bewijs van de dotatie.
Omdat de ‘municipale raden’ ‘rosières’ mochten selecteren en er huwelijken voor ‘makelen’ en omdat de dotatie in de gemeenterekening moest worden ingeboekt en gerapporteerd aan de hogere overheid, is het mogelijk alle ‘rosière-huwelijken’ terug te vinden. Opmerkelijk is dat geen rozenmaagden en dito huwelijken voorkomen in de plattelandsgemeenten. Vermoedelijk was een gemeentekas in die tijd niet opgewassen tegen het uitbetalen van een dotatie van 600 goudfrank. Te Brugge werden 10 ‘rosière-huwelijken’ genoteerd op 23 april 1810, ter gelegenheid van het huwelijk van de keizer met Marie-Louise van Oostenrijk. Sinds 1807 vinden we in onze regio zes ‘rosière-huwelijken’ te Roeselare. Ook te Menen is het verschijnsel bekend en Ieper telt eveneens een tiental dergelijke huwelijken.
Één van deze Ieperse huwelijken betrof een inwoner uit onze gemeente. Louis Albert Othon, geboren te Ieper (Sint-Niklaasparochie) in 1779, was veldwachter (amman) te Beselare. Hij was de zoon van lintwever Jean Leonard en Marie Thérèse Demey. Hij was soldaat met verlof van het 5e Linieregiment en had zes veldtochten met Napoleon achter de rug. Hij huwde op 31-jarige leeftijd op 23 april 1810 te Ieper met de 10 jaar jongere ‘rozenmaagd’ Marie Archange Joseph Beaucamps, geboren te Feignies (Fr., département du Nord) in 1789. Zij was de weesdochter van wijlen Jean Baptiste en wijlen Marie Cathérine Gloire. Ze woonde te Ieper en was linnennaaister van beroep.
Het huwelijk van Louis Albert Othon en Marie Archange Beaucamps werd bezegeld met vier kinderen: Louis François Clément (°Beselare 02/03/1811), Catharina Rosa (°Beselare 25/11/1813), Hubert Ernest (°Beselare 13/10/1815) en Rosalia Constantia (°Beselare 19/06/1817). Louis Albert overleed te Beselare 7 mei 1837. Zijn zoon Clément deed de overlijdensaangifte. Zijn weduwe overleed vele jaren later te Beselare op 15 september 1867. Hoewel de zonen Louis François Clément en Hubertus Ernest getrouwd waren en te Beselare woonden is na de Eerste Wereldoorlog geen spoor meer te bekennen van Othon’s in onze gemeente.
Op 18 juni 1815 moet Napoleon, na de nederlaag te Waterloo, afstand doen van de troon te Fontainebleau. Hij wordt verbannen naar het eiland Sint-Héléna. Op 1 augustus daaropvolgend aanvaardt Willem I van Nederland de soevereiniteit over ons land. Sindsdien vonden we geen enkel ‘rosière-huwelijk’ meer in onze West-Vlaamse steden of gemeenten. Dit vreemde Franse gebruik raakte onmiddellijk in de vergeethoek. Zo blijkt nog maar eens dat van boven opgelegde folkloristische gebruiken weinig kans maken op een verder leven eenmaal de verplichting verdwenen is.