“Heel gek om zeggen, maar toen we op pad gingen, voelde ik mijn opwinding wegebben. Ik werd heel kalm en vertrok geen spier meer. Ik kan me zelfs niet herinneren dat ik dacht dat ik geraakt kon worden, en de Duitsers begonnen ons direct, toen we gingen lopen, te bestoken met hevig machinegeweervuur. Ik liep naast Keith Moore, en hij kreeg direct al een kogel door zijn knie. Hij greep me beet toen hij omviel en schreeuwde naar me: ‘Smithy!’ Ik gaf hem een schop. Mijn beste vriend! Ik gaf hem echt een rotschop en duwde hem in mijn opwinding opzij. Ik stond te popelen om door te gaan en had haast om de groep bij te houden op weg naar Passendale.
Het was een flinke blunder, dat we op die hoofdweg naar Passendale bleven lopen. Het leek absoluut de best beloopbare grond, natuurlijk wel met een centimeters dikke laag modder, maar daaronder was het toch vrij stevig. Ik neem aan dat de moffen ons daar hadden verwacht. Toen we de weg op begonnen te lopen, werden we verrast door enfilerend vuur vanuit de grote bunkers op het lage terrein aan onze rechterkant. Overal vielen er mensen neer. Toen we boven aan de heuvel de bocht namen, zagen we een enorme wal van prikkeldraad voor ons uit liggen, ongeveer een 100 m verderop. Daar had nog geen rat doorheen kunnen komen. Het bombardement had dat prikkeldraad uiteen moeten scheuren, maar het was helemaal niet beschadigd. Niet dat we er in de buurt konden komen, hoor, want die prikkeldraadversperring leek wel vuur te spuwen. Die regen van lood waar we doorheen probeerden te komen, was gewoon ongelooflijk. Meer dan de helft van ons is daar gevallen. We waren nog niet ver gekomen, toen onze oudste overlevende sergeant, Jock Stewart, naast mij neerviel. Ik kon nog net zien dat hij op zijn rug was gevallen, met een kogelgat in zijn borst in de hartstreek. We liepen nog een paar meter door en gingen rechts even de weg af om bij te komen. De weg lag iets verzonken in de heuveltop, en de berm zorgde voor een heel klein beetje dekking als we laag bleven. We waren nu nog maar met een man of 12.
Jock Stewarts jongere broer Harold was bij ons. Hij had Jock niet zien vallen. Hij besefte het pas toen we stopten, en toen konden we hem niet tegenhouden. Hij kroop op zijn buik naar de plek waar Jock lag, pakte zijn lichaam vast en sleepte hem over de weg tot waar wij in dekking lagen. De kogels van de machinegeweren lieten de modder overal om hen heen opspatten. Harold kwam er goed doorheen. Toen hij ons bereikt had, richtte hij zich een heel klein stukje op om Jock van de weg af te trekken, en op dat moment schoot een Duitse sluipschutter hem een geweerkogel door zijn keel. Hij moet hem in zijn slagader hebben gekregen, want zijn bloed gutste helemaal over me heen.*”
*Jock en Harold Stewart worden herdacht op paneel 6 van het New Zealand Memorial to the Missing, direct achter het Cross of Sacrifice op de begraafplaats Tyne Cot.