Landbouwer Jacques Pattyn uit Geluveld had een slachtrijp rund verkocht aan een Meense beenhouwer voor een mooie stuiver en op maandag 12 juni 1856 moest hij het dier leveren bij de slager thuis.
Jacques Pattyn en zijn hoeveknecht, Louis Deseine, trokken in de vroege voormiddag al op stap met het rund naar Menen. De levering en de betaling (240 fr. in stukken van 5 fr.) verliep vlekkeloos. Boer Pattyn was in de wolken met zijn ‘handelstransactie’ en na een hapje in de stad besloot hij – om de uitstekende ‘deal’ te vieren – om samen met zijn knecht nog even de bloemetjes buiten te zetten in een cafeetje (met vermoedelijk geen te beste reputatie).
Het bier smaakte zo lekker en zij geraakten in ‘aangename compagnie’ met een viertal jonge kerels. Veiligheidshalve had Pattyn de 5 fr. stukken in zijn neusdoek gewikkeld en hij verborg zijn geld diep in zijn broekzak en liet zijn overhemd uit de broek hangen, opdat het zeker niet zou opvallen dat hij een belangrijke som geld verborg. Maar… “als de drank is in de man,…”.
Onze ‘gelukzalige’ boer gaf menig rondje, betaalde gul en opzichtig en werd samen met zijn knecht… stomdronken. Tegen donker verlieten de zes kompanen de herberg en ze begaven zich al zingend en al dansend op pad, richting Ieper. In nog een louche herberg, net buiten de stad, hielden ze halt om nogmaals de dorstige kelen te spoelen met enkele glazen gerstenat. Zo geraakten ze in het pikdonker op een schaars bewoond stuk weg tussen Menen en Geluwe.
Opeens wierpen de vier ‘leuke gezellen’, die al eerder geprobeerd hadden op slinkse wijze het geld van de boer te ontfutselen, zich op Pattyn en zijn knecht. Ze sloegen hen en wierpen ze in de gracht. Op 10 fr. na maakten zij zich meester van het geld van de boer en ze namen de biezen. De boer en zijn knecht deden aangifte bij de politie van de diefstal met geweldpleging maar de vogels waren natuurlijk gaan vliegen.
Enkele weken later is het gerecht er toch in geslaagd de bandieten te ontmaskeren en op te pakken. Het betrof Frédéric Fouvé, een arbeider van 28 jaar, Charles Walckier een wever van 21 jaar die te Menen geboren was en er woonde en Hubert Van Fleteren, 27 jaar, eveneens een wever, geboren en wonende te Gullegem. De vierde man van het gezelschap, Jean Van Heuvele, 29 jaar en geboren te Tourcoing bleef voortvluchtig want hij leefde ondergedoken in Frankrijk.
De drie schurken kwamen voor het assisenhof te Brugge op woensdag 3 december 1856 en werden schuldig bevonden aan diefstal met geweld op de openbare weg. Zij werden veroordeeld tot levenslange dwangarbeid en ‘te schandestelling’ (aan een schandpaal?). De straf was bijzonder zwaar maar de criminelen waren niet aan hun proefstuk toe. Ze waren eerder al veroordeeld voor diefstal, mishandelingen, landloperij en fraude.
Ons Geluvelds boertje zal zijn lesje wel geleerd hebben, denken we.