De Franse Periode (1795–1815) was een pijnlijke tijd voor de katholieke godsdienst. Er heerste een Franse godsdienstvervolging die zelfs leidde tot de afschaffing van geestelijke genootschappen, kloosters en kapittels. De geestelijken werden verjaagd, kerkelijke eigendommen werden aangeslagen, verkocht of afgebroken. Kerken werden onteerd, kerkmeubilair werd verbrand en heilige vaten en klokken werden hersmolten tot wapens.
Alle staatsambtenaren, waaronder de parochiepriesters, moesten de eed van trouw afleggen aan de Republiek. Bij weigering stonden hen zware boeten, een gevangenisstraf of zelfs verbanning naar Frans Guyana te wachten. Meer dan 8.000 Belgische priesters weigerden die eed af te leggen, waaronder pastoor E.H. Constant Anckaert van Passendale. Deze op 10 juni 1746 te Nokere geboren priester was sinds 1784 pastoor van de Sint-Audomarusparochie. De eedweigeraars moesten ondergedoken gaan leven want op 1 januari 1799 werden ze ter dood veroordeeld en hun goederen werden verbeurd verklaard ten voordele van de Franse Republiek. In het geheim droegen ze missen op en ze bleven de sacramenten toedienen. Het was de ‘Beloken tijd’.
Op 15 augustus 1801 ondertekende Napoleon, die in 1799 aan de macht was gekomen in Frankrijk, een concordaat met paus Pius VII met als voornaamste bepalingen:
- De katholieke godsdienst mocht terug vrij worden uitgeoefend en de verbannen priesters mochten naar hun parochies terugkeren.
- De openbare eredienst moest zich aanpassen aan politiereglementen die de staat nodig achtte voor de openbare orde.
- Er kwam een nieuwe indeling van de bisdommen in Vlaanderen en de paus moest er nieuwe bisschoppen benoemen, op voorstel van Napoleon (dus Fransen of Fransgezinden). Zij moesten in de handen van Napoleon de eed van trouw aan Frankrijk afleggen. Ook de parochiepriesters moesten dezelfde eed afleggen.
- Na elke mis moest in iedere kerk het “Domine salvum fac…” worden gezongen, een eresaluut aan Frankrijk en Napoleon.
- Wie kerkelijk goed had aangekocht werd van alle vervolging ontslagen.
- In ruil gaf de staat voortaan een jaarlijkse bezoldiging aan de geestelijken.
Vanaf dan behoorden onze parochies tot het bisdom Gent met Mgr. Etienne de Paule Fallot de Beaumont, een vertrouweling van Napoleon, als bisschop. De herwonnen godsdienstvrijheid ging gepaard met nog veel andere pijnlijke toegevingen aan Napoleon. 12 kerkelijke feestdagen werden afgeschaft en andere werden verplicht (bijvoorbeeld Sint-Napoleon). Het burgerlijke huwelijk werd verplicht vóór het kerkelijke, nieuwe pastoors moesten door de bisschop worden aangesteld, komend uit een Fransgezind milieu. De inmenging van Napoleon nam zo’n proporties aan dat hij zelfs de Pauselijke Staten aanviel in 1808 en de paus gevangen zette in 1809. Opnieuw werden priesters gedeporteerd.
In dit klimaat ontstond de scheuring van het Stevenisme binnen de kerk in ons land, onder impuls van Vicaris-generaal van Namen, E.H. Cornelius Stevens (geboren te Waver op 26 december 1747). In zijn vele geschriften verdedigde hij halsstarrig de kerkelijke rechten tegen het despotische Frans bewind. De beweging nam snel uitbreiding en in West-Vlaanderen waren vooral de pastoors E.H. Constant Anckaert te Passendale, E.H Joseph Fattou te Zonnebeke, E.H. Jan Priem te Gits en E.H. Carolus Bracke te Oostrozebeke de grote pleitbezorgers. De blijvende vervolging van Napoleon tegen het hoofd van de kerk was olie op het vuur voor de Stevenisten en weldra gingen veel aanhangers zich scharen rond de dissidente priesters. Dit was zeker het geval voor Gits en Passendale. De vier opstandige priesters werden uiteindelijk door bisschop de Broglie uit hun ambt ontheven.
Op 16 juli 1811 werd pastoor Anckaert te Passendale vervangen door E.H. Lodewijk Comyn, voorheen acht jaar pastoor te Geluveld. Deze Lodewijk Comyn werd in november 1798 gevangen genomen omdat hij weigerde de eed van trouw aan de Republiek af te leggen en van 12 februari 1799 tot 20 februari 1800 werd hij verbannen naar het eiland Oléron.
E.H. Joseph Fattou (geboren te Izegem op 30 september 1754) was te Zonnebeke de allerlaatste kloosterling van de Augustijnenabdij die als dorpspastoor was aangesteld in juli 1791. Hij werd in 1912 ontheven en vervangen door E.H. Jacobus Mahieu, voorheen pastoor te Neerwaasten.
De Stevenistische scheuring is vele jaren blijven voortbestaan. Ze was het hardnekkigste te Gits omdat E.H. Jan Priem nagenoeg gans de parochie voor zijn ideeën had gewonnen en zijn opvolger E.H. Vanden Driessche er niet in slaagde de ‘brokken te lijmen’ onder zijn parochianen. Nochtans, pastoor Priem verliet de gemeente en trok zich terug te Brugge, zijn geboorteplaats. Dat deed ook E.H. Carolus Bracke van Oostrozebeke die zich terugtrok in Kalken. Zowel Bracke als Priem verloochenden uiteindelijk hun dwaling en keerden tot de kerk terug vóór hun overlijden.
Pastoor E.H. Joseph Fattou van Zonnebeke leefde ondergedoken in de streek, meestal te Geluwe. Hij zwierf rond en bleef zijn (weinige) volgelingen geestelijke bijstand verlenen. Hij overleed op een hoeve te Geluwe op 20 februari 1817. Onder protest van pastoor E.H. Mahieu werd hij toch te Zonnebeke begraven in gewijde grond, zonder ceremonie, maar onder het waakzame oog van de champetter, op 22 februari 1817 in de namiddag.
E.H. Constant Anckaert bleef na zijn afstelling als pastoor van Passendale rondhangen op de gemeente. Hij woonde ondergedoken op de hoeve van Ignatius Durnez in de Zuidstraat en bleef zijn vele aanhangers ‘bedienen’ met dopen, de mis opdragen, biecht horen en huwelijken inzegenen. Hij deed dit ook te Poelkapelle en nog omliggende dorpen. Zijn aanhang was groot. Hij ‘bekeerde’ zelfs E.H. Petrus-Joannes Boutten (geboren te Zonnebeke op 28 juni 1754), proost te Sint Juliaan, tot zijn ‘dwaling’. In 1817 verbleef hij op de hoeve van de kinders Vanden Ameele te Zonnebeke. Op 17 mei van dat jaar wordt door de brigadiers Noppel van Langemark en Loots van Ieper een inval gedaan op die hoeve. Er was net een mis aan de gang met ongeveer 160 aanwezigen. Proces verbaal werd opgesteld tegen de pastoor en de bewoners. Op 16 juli moest de pastoor voor de rechtbank verschijnen. De rechter veroordeelde hem tot 25 fr. boete en het verbod nog ‘vergaderingen’ te organiseren met meer dan 10 personen. Totaal vereenzaamd overleed Constant Anckaert op de hoeve Ignatius Durnez te Passendale op 5 maart 1819 op 72-jarige leeftijd. Hij werd begraven de zaterdag daaropvolgend op het ‘Stevenistenkerkhof’, ook genoemd de ‘Leliehoek’, een stukje ongewijde grond van het kerkhof rond de kerk van Passendale.