De ‘veloplaat’, het bewijs van het betalen van de fietstaks, is bijna zo oud als de ketting-aangedreven fiets (1885) zelf. De eerste fietsplaat in België dateert van 1891. Zij moest links aan de voorwielas van de fiets hangen en was ankervormig. In 1903 was de kostprijs van een ‘veloplaat’ 10 fr., een groot bedrag voor die tijd maar het was een eenmalige taks die geldig was zolang de fiets reed. Vanaf 1909 werd in plaats van een eenmalige belasting een jaarlijkse provinciale fietstaks ingevoerd. Elk jaar moest dan ook worden gewisseld van fietsplaat die voortaan vijfhoekig van vorm was. Via de kleur werd onderscheid gemaakt tussen fietsplaten voor gewone fietsen, tandems, kinderfietsen, fietsen van invaliden, fietsen van politie en militairen (cyclisteneenheden) en spoorwegpersoneel. De jaarlijkse belasting varieerde trouwens volgens die kleur van de plaat.
Met betrekking tot fietsplaten vonden we in het provinciale archief twee kleine dossiertjes over Zonnebeekse gevallen die wel tekenend zijn voor de tijdsgeest in het begin van de vorige eeuw. Oordeel zelf maar.
In het eerste dossier ontdekten we een brief van Henri Bataillie aan de Gouverneur. Henri werd geboren te Zonnebeke op 07/03/1872 al zoon van Joannes en Melanie Cneut. Op 9 januari 1901 huwde hij met Pauliera Verstraete (°Zonnebeke 23/02/1881). Henri was landarbeider en zijn vrouw dienstmeid. Zij woonden langs de Steenweg naar Passendale. In zijn brief, gedateerd op 22 april 1906, stond letterlijk het volgende:
“Mijnheer de Gouverneur,
De ondergetekende Henri Bataillie steenbakker te Zonnebeke, steenweg op Passchendaele nr. 9, heeft de eer u te laten weten dat hij op gisteren, al gaande naar Wervick met zijn rijwiel, zijn plaat verloren heeft. Die plaat droeg het nummer 27992 en werd hem afgeleverd door den heer Ontvanger te Langemarck den 9 Januari 1906, journal nr. 43. Ik bid u daarom, Mijnheer de Gouverneur, hem een nieuwe plaat tegen betaling van 50 centiemen te willen doen geworden. Handtekening Henri Batallie.”
In hetzelfde dossier zit een tweede brief, gedateerd 27 april 1906, nu van de gemeente Zonnebeke, betreffende dezelfde zaak:
“Aan den heer Gouverneur der provincie West Vlaanderen te Brugge met kennisgeving dat de heer Bataillie Henri ons heden verklaard heeft dat zijn veloplaat is teruggevonden geweest te Gheluvelt. Die plaat droeg het nummer 27992 en was aangeleverd te Langemarck den 9 Januari 1906 onder nr. 117 van ’t register. Bedankt en met hoogachting. Handtekening Henri Parret (de toenmalige gemeentesecretaris).”
Op beide brieven staat een datumstempel (datum van ontvangst) van de provincie en op de brief van de gemeente staat in potlood in de marge ‘à classer’.
Een tweede dossier betreft Richard Durnez. Hij werd geboren te Zonnebeke op 25 maart 1877 als zoon van timmerman Isidoor en Leonie Ghesquière uit de Maagdestraat. Hijzelf was drukker van beroep en had zich als zelfstandige gevestigd vooraan in de Roeselarestraat. Hij was en bleef ongehuwd. Ook hij schreef een brief naar de gouverneur op 16 juni 1906 met volgende letterlijke boodschap:
“ Mijnheer de Gouverneur,
De ondergetekende Durnez Richard, drukker te Zonnebeke, heeft de eer u te laten weten dat hij op gisteren al gaande naar Wyngene met zijn rijwiel, zijne plaat verloren heeft. Die plaat droeg nr. 27913 en werd hem afgeleverd door den heer Ontvanger te Langemarck, den 3 Januari 1906, journal nr. 38. Hij bid u daarom, Mijnheer de Gouverneur, hem een nieuwe plaat tegen betaling van vijftig centiemen te willen doen geworden. Met eerbied en hoogachting. Handtekening R. Durnez.”
Opnieuw zit een tweede brief in het dossier, gedateerd 20 juni 1906, uitgaande van de gemeente Zonnebeke, met volgende tekst:
“Mijnheer de Gouverneur,
Als gevolg aan uw geëerd schrijven van 19 Juni laatst, heb ik de eer U te laten weten dat de heer Durnez Richard mij den 16 Juni laatst in den voormiddag heeft komen zeggen dat hij zijne veloplaat daags te voren verloren had, al rijdende naar Wyngene. De heer Durnez is een eerlijk man, en ik ben overtuigd dat zijne verklaring echt en waarachtig is. Aanveerd, Mijnheer de Gouverneur, de verzekering mijner hoogachting. De Burgemeester. (Handtekening A. Vandenbulcke).”
Naast de datumstempels van ontvangst op de brieven staat op de tweede brief in potlood in de marge: “En séance: Plaise au collège autoriser la délivrance d’ une nouvelle plaque contre payement de la somme de 2 fr.”
Zoals je kunt merken was het zeker niet aan te raden zijn fietsplaat te verliezen, immers: het betekende een administratieve rompslomp: aangifte in het gemeentehuis, brief schrijven naar de gouverneur (wel blijkbaar een standaardbrief waarvan een model op de gemeente kon worden ingezien of verkregen), een retourbrief vanwege de provincie naar de gemeente om inlichtingen te vragen over de betrouwbaarheid van de ‘verliezer’, terug antwoord vanwege de gemeente, nieuwe brief indien terugvinden van de fietsplaat… Het betekende een tijd geïmmobiliseerd zijn. Het betekende een vrij dure aangelegenheid: 2 fr. in plaats van de voorgestelde 50 centiem (zoals vermoedelijk op de verouderde standaardbrief stond).
Bemerk ook dat in de administratie van de provincie in die tijd het Frans nog de voertaal was.
In de twintiger jaren werd de fietsplaat en de daarmee gepaard gaande contributie een gemeentelijke aangelegenheid hetgeen de zaak toch heel wat vergemakkelijkte bij verlies.