Op zondag 30 september 1906 was er kermis te Geluveld en er was veel volk naar het dorp gekomen. De cafébazen deden goede zaken.
Tegen de avond kwam een groepje jongelingen langs de steenweg naar Ieper naar huis afgezakt. Ze waren goed beschonken en kregen het onderweg herhaaldelijk aan de stok met andere jonge mannen. Zo ontstond er rond 21.30u plots opnieuw een schermutseling tussen “A la Bonne Espérance” en “De Drie Koningen”. “A la Bonne Espérance” was de afspanning-herberg van schoenmaker en handelaar Camille Bille-Dejaeger met er achter een cichorei-ast. De herberg “De Drie Koningen” vormde de hoek van de Ieperstraat en de Everzwijnhoekstraat en werd uitgebaat door metsersbaas Camiel Verbeke-Deboutte.
Verscheidene personen kwamen toegelopen naar de vechtpartij, waaronder de 21-jarige Hippoliet Vankerrebroeck. Officieel woonde hij te Brussel bij zijn moeder maar van kindsbeen af werd hij opgekweekt door zijn oom, landbouwer en verzekeringsagent Hippoliet Vandenweghe die woonde te Zillebeke, maar net op de grens met Geluveld. Hij en zijn oom waren ze die namiddag naar Geluveld getrokken om te vieren dat de jongeling de dag voordien was afgezwaaid van het leger. Ze hadden een laatste pintje gedronken in “A la Bonne Espérance” en trokken naar huis. Toen ze ook naar de ruziënde jongeren stonden te kijken kreeg Hippoliet Vankerrebroeck plots met een scherp voorwerp een steek in de hartstreek zonder enige aanleiding. Hij was dodelijk gewond. Hij had nog de kracht om te zeggen: “Patatje, wat doet gij? Ik ben gestoken. Ik ga dood”. Hij struikelde nog enkele passen en viel inderdaad dood neer. De omstanders droegen Vankerrebroeck naar “De Drie Koningen” maar geen hulp kon baten. De vechters en ook de dader stoven uiteen.
Gelukkig waren er de laatste woorden van het slachtoffer. Omstanders wisten dat Patatje de lapnaam was van Paul Decroix, een 20-jarige aardewerker uit Zillebeke. De gendarmen kwamen ter plaatse en gingen naar het huis van Decroix. Hij lag al te bed en zonder tegenstand te bieden liet hij zich oppakken en naar de gendarmerie te Zonnebeke geleiden. Het wapen waarmee de misdaad werd gepleegd werd gevonden. Het bleek een ‘lierenaar’ te zijn, een knipmes met houten hecht dat te Lier werd vervaardigd en in criminele middens goed gekend is. Ook het parket van Ieper kwam naar de plaats van de misdaad. Een aanhoudingsmandaat werd afgeleverd en Paul Decroix werd in de gevangenis van Ieper opgesloten. De opschudding in het dorp was groot.
Vrij vlug ging Paul Decroix tot bekentenissen over maar hij voegde er wel aan toe dat hij Hippoliet Vankerrebroeck niet de minste vijandschap toedroeg en hem zelfs nauwelijks kende. Hij zei dat hij zich van slachtoffer vergist had en dat hij in de loop van de namiddag al met diverse lieden had gevochten.
Enkele maanden later werd Paul Decroix berecht. Hij kreeg vijf jaar gevangenisstraf voor vrijwillige slagen en verwondingen met de dood als gevolg. Bovenop kreeg hij driemaal acht dagen gevangenisstraf voor de verscheidene vechtpartijen voorafgaand aan de doodslag en vijf fr. boete of één supplementaire dag gevangenis voor dronkenschap.