Henri Leroy werd geboren op 16 september 1858 te Zonnebeke als vierde telg in het landbouwersgezin van Bruno Leroy en Amelie Pype die trouwens ook Bruno’s stiefzuster was. Het boerengezin woonde langs de Haringweg (nu Bourgognestraat) op een klein “doeningske” diep in de landerijen (zelfs over de latere spoorweg). Een frankske bijverdienen met meehelpen bij grotere boeren en vooral met “facteur” (makelaar) spelen voor vlashandelaars was dan ook graag meegenomen. Bruno had in zijn carrière ook een stuk van de “Meulebossen” gekocht en ontgind tot weide en landbouwgrond.
Henri werkte als jongeling te Zillebeke bij Desmyttere als “ketser” in de molen. Hij moest er met paard en kar zakken graan ophalen bij de boeren en als bloem of meel terugbrengen. Op de hoeve Charles Vuylsteke duurde het laden en lossen wel wat langer want daar werkte de Zonnebeekse kleermakersdochter Emma Defieuw als dienstmeid en Henri had een oogje op haar laten vallen. Hij was 35 en zij 23 jaar toen ze op 21 januari 1893 huwden te Zonnebeke. Zij namen hun intrek in een woning met daarbij een tochtig planken “zwingelkot” langs de Haringweg. Het zwingelen (met de zwingel of de “wuppe” de lemen uit het vlas slaan) was een winterse bezigheid voor veel land- en seizoenarbeiders. Vader Bruno had het huis voor hen gekocht. Zo placht hij te doen voor al zijn kinderen.
Henri deed goed zijn best in het echtelijke bed want in 1901 liepen er al vier nazaten rond: Jules, Romanie, Achilles en Zoë. Naast zijn inkomen als werkman verdiende Henri ook wat bij als vlasfacteur. In de zomer trok hij (met vader Bruno) op stap van vlasschaard naar vlasschaard om vlas te kopen en in de winter zelf te zwingelen of te laten zwingelen. Dit deden ze in opdracht van de spinnerij van Monsieur Laurent te Bousbecque (Fr.). Ze verdienden er een aardige stuiver mee.
Zo kwam Bruno op 7 juli 1901 iets voorbij 10.00u in de voormiddag in de woning van Henri aan. Ze zouden voor de rest van de dag op stap gaan om vlas te kopen. Henri was net aan het (middag)eten, boterhammen met gekookte bouilli en een kom soep, zijn lievelingsgerecht. Het vlees kon niet verser zijn want bij een buur was enkele dagen voordien een jonge vaars verongelukt (zich ter pletter gelopen op een paal rond de waterput). Ze werd gevild en versneden in de schuur. Veearts Caenepeel uit Ieper kwam het rund ‘stempelen’ (goedkeuren voor menselijke consumptie) en het vlees werd zoals gewoonlijk ter plaatse uitverkocht aan buren en kennissen.
Henri at zijn buikje rond en het vet van de soep parelde in zijn grote gekrulde “moustache”. Daarna trokken ze te voet op stap. Het was zo heet dat “de kraaien gaapten”. Rond 03.00u in de namiddag, op de hoeve Butaye aan de Polygone, werd Henri ziek. Met moeite raakte hij nog van de vlasschaard in de woning. Het werd steeds erger en op wat stro in een muilezelkar werd hij naar huis gebracht. Hij bibberde van de kou of liever, hij rilde van de koorts. In de vooravond kwam dokter Vincent Van Walleghem bij de zieke. Hij lag al met schuimvlokken op de mond te bed. De dokter stelde voedselvergiftiging door bedorven vlees vast. Hij bracht de burgemeester op de hoogte en deze liet de kopers van het vlees van de noodslachting inlichten door veldwachter Honoré Godderis. Voor Henri kon geen hulp meer baten. Zijn verkrampte handen klauwden het beddengoed stuk. Hij overleed rond 20.00u na een pijnlijke doodstrijd. Veel andere buren werden ook zwaar ziek, maar alle overleefden de nachtmerrie. Ook Bruno Leroy werd vergiftigd en het duurde tot Zonnebekekermis voor hij zich weer enigszins goed voelde.
De tengere Emma viel weduwe als dertigjarige met vier wezen tussen zes jaar en 16 maand. Schoonvader Bruno had veel compassie met Emma en hielp waar hij kon. Toch bewerkte zij, tussen het huishoudelijke werk door, meestal zelf haar lapje grond en met aardappelen rapen of bieten “zetten” bij de boeren in het ronde probeerde ze nog een centje bij te verdienen. Zoon Jules was de eerste die wat kon mee helpen verdienen. Pas 12 jaar geworden (in 1906) trok hij naar de briekoven. Twee jaar later ging broer Achilles mee en weldra werd ook Romanie dienstmeid bij een rijke rentenierster op het dorp. Op 28 mei 1913, na 12 jaar weduwschap, hertrouwde Emma op 28 mei 1913 met de 20 jaar oudere Karel Versaevel. Maar weinig later begon een andere miserie: de oorlog. Jules en Achilles streden aan het front (maar keerden gelukkig ongedeerd terug) en de rest van het gezin vluchtte naar Fresne l’Archevêque (Eure, Fr.) waar ze op een grote hoeve terecht kwamen.