Onze regio was tussen 1639 en 1748 bijna voortdurend het toneel van oorlogsgeweld, vooral tussen de Spanjaarden, de Fransen en de Oostenrijkers die allen aanspraak maakten op de annexatie van onze regio bij hun land.
Na het Verdrag van Nijmegen in 1678 viel Zandvoorde in Franse handen. De Fransen vonden dat de streek tussen Komen en Ieper moeilijk te verdedigen was bij een eventuele vijandelijke aanval. Daarom besloot de Franse koning Lodewijk XIV om een grote verdedigingslinie op te trekken tussen Komen en Ieper. Het betrof een gracht van 2,25 m diep, 0,65 m breed op de bodem en 4,50 m breed bovenaan. Achter deze gracht (aan Franse kant) lag er een dubbele aarden tallud van 1,30 m dik. De aarden muur had hier en daar versterkte punten (bijvoorbeeld het kasteel van Hollebeke). De linies liepen van Komen (aan de Leie) over Houtem, Hollebeke en Zillebeke tot aan Zillebekevijver. De linies staan op oude kaarten aangeduid als: ‘Les lignes d’Ipres à Comines’. Rond 1694 ging het op sommige plaatsen zelfs om een dubbele linie.
Vanaf 1748, toen de linies niet langer van belang waren omdat onze streek onvoorwaardelijk bij Oostenrijk behoorde, krachtens het Verdrag van Aken, gingen de landbouwers in de streek stilaan over tot het slopen ervan. Daar deze linies op de meeste plaatsen een opeenhoping van aarde waren, trokken de landbouwers de aarde terug de gracht in en ze nivelleerden het terrein. Vandaag is er van de linies niets meer overgebleven, te meer daar ze volop in de frontlinie van de Eerste Wereldoorlog lagen. Wel zou de naam van het gehucht ‘De Chicane’ in buurgemeente Houtem (op de weg van Zandvoorde naar Houtem) nog een gevolg zijn van deze oude linies van Lodewijk XIV.
Van op de hoogten van Zandvoorde (vanaf de Houtemstraat) moeten de bewoners in de periode 1678-1748 een goed zicht gehad hebben op deze constructie; de linies maakten immers deel uit van het toenmalige landschap. Ook al lagen de linies niet op het grondgebied van Zandvoorde zelf, dan nog moeten de Zandvoordenaren in die periode meer dan waarschijnlijk te maken hebben gehad met de ongemakken ervan, zeker als ze naar de buurgemeenten Komen, Houtem, Hollebeke of Zillebeke wilden. De linies lagen pal tussen deze gemeenten en Zandvoorde. Bij eventuele aanvallen lag Zandvoorde vóór en vlakbij de linie, dus terug aan het front. Het dorp genoot geen bescherming van deze linies. (Voor een goed begrip: vanuit Zandvoorde gezien lagen de Fransen achter de linies en dus niet aan de kant van Zandvoorde). De linies naderden het grondgebied van Zandvoorde het dichtst nabij het gehucht ‘De Champreulle’. Het meest zuidwestelijk punt van Zandvoorde (het deel van Zandvoorde gelegen tussen de Hollebekestraat en de Houtemstraat) lag hoogstens een paar 100 m van de linies vandaan.
Dat de linies deel uitmaakten van het dagelijks leven van de Zandvoordenaren en de inwoners van de omliggende dorpen in die tijd, is een zekerheid. Wat de concrete weerslag ervan was, behalve beperking van vrij verkeer, is niet bekend. Mochten de inwoners de linies ongehinderd passeren om zich naar de dorpen aan de andere kant te begeven? Waren er verplichte doorgangen (met administratieve verplichtingen) en verboden gebieden? Hoe was de omgang met de bewakers van die linies? Diende de plaatselijke bevolking (verplicht) mee te werken aan de aanleg van deze linies? Een pak onbeantwoorde vragen!
Dergelijke linies bestonden eveneens tussen Menen en Spiere en tussen Kortrijk en Helkijn.