Op 17 november 1776 werd te Ieper met veel plechtigheid een slaaf ingehaald, die werd afgekocht in Algiers op 5 september van hetzelfde jaar door het Aartsbroederschap van de Heilige Drievuldigheid, gevestigd in de Sint-Pieterskerk. De verloste slaaf heette Joseph van Elslander, geboren te Zonnebeke.
In de voormiddag, voor de hoogmis, trok men processiewijs, met de standaard van de Heilige Drievuldigheid en alle geestelijken van Sint-Pieters voorop, naar het huis van schout van den Eecke, van waar Joseph van Elslander naar de kerk werd geleid. Het grote altaar van de Sint-Pieterskerk was voor de gelegenheid prachtig versierd en in het koor werden acht geschilderde zinnebeelden opgericht, naar de smaak van die tijd, met eronder een uitleg in verzen zoals bijvoorbeeld een hand die een vogelkooi ontsloot, waaruit een vogel vloog. Hieronder stond:
Gy open, ’t vliegt, ’t is weg, siet het de logt doordringen
O vryheyd geeft hem vreugd, hoort eens wat bly gefluyt
Den kerker sluyt uw vriend, soo gy het slot doet springen
Gy geeft de vreugd aen hem, aen u, aen Jesus bruyd.
Na het lof werd opnieuw een processie gestart rond de parochie met heel de broederschap van ’t Allerheiligste, waarin veel arme kinderen mee stapten alsook de paters Capucienen en de parochiegeestelijken. De tachtigjarige Abt Joannes-Baptista De Vos van de abdij van Zonnebeke (één van de merkwaardigste hoogwaardigheidsbekleders van de abdij in haar ruim zevenhonderdjarig bestaan) droeg het Allerheiligste. Joseph van Elslander liep in zijn slavenklederen tussen twee engelen.
Joseph van Elslander was acht jaar weg geweest, waarvan vier jaar als slaaf in Algiers. Hij werd na het feest als dienstknecht aangeworven door jonkheer Longin, voorschepen van Ieper.